Het is vandaag precies een jaar geleden dat Beiroet werd opgeschrikt door één van de zwaarste niet-nucleaire explosies ooit. En nog steeds heeft het Libanese volk geen antwoord gekregen op de meest basale vragen: Waarom lag 2.750 ton ammoniumnitraat opgeslagen in de haven van een wereldhoofdstad? Wie bezat de explosieven? En wie was van hun aanwezigheid in de havenopslagplaats op de hoogte? De hoofdonderzoeker van het Libanese OM was kort voor de ramp ontslagen en dus moest halsoverkop een nieuwe worden aangesteld. Voor deze onderzoeker was al snel kraakhelder dat het onderzoek zich ook op de verantwoordelijkheid van hooggeplaatste ambtenaren en politici zou moeten richten. Geheel in lijn met de verwachting van veel Libanezen – die elk greintje vertrouwen in de bestuurdersklasse zijn kwijtgeraakt – werd ook deze onderzoeker ontslagen, omdat hij de positie van (leden van de) Libanese elite bedreigde. Het typeert het van door corruptie en nepotisme doordrenkte Libanese systeem. Terwijl het land nog herstellende is van een desastreuze explosie, lijkt het nu voor een naderende implosie te staan. Wat de afstand is tussen het Libanon van vandaag de dag en dat diepe ravijn, is voor velen de vraag – maar men vreest dat het niet veel zal schelen. Het land verkeert in een diepe politieke crisis, waar de afgelopen jaren ook economische, financiële en sociale crises zijn bijgekomen.
Een decennium crisis in Libanon
Deze crises zijn geenszins het gevolg van de ramp in de Libanese hoofdstad, noch van de inmiddels anderhalf jaar durende pandemie. Ook voor de explosie van vier augustus vorig jaar verkeerde het land namelijk al langere tijd in diepe crisis. Al sinds de wereldwijde financiële crisis rond 2008 gaat het economisch bergafwaarts met Libanon: het nationale inkomen neemt af, en het land moet steeds meer geld lenen op de internationale kapitaalmarkten, wat leidt tot een razendsnelle toename van de staatsschuld. Deze schuld maakte het steeds moeilijker voor de centrale bank om de zogeheten peg van het Libanese pond aan de Amerikaanse dollar vol te houden, om zo monetaire stabiliteit voor import en export te garanderen. Op de zwarte valutamarkten van Libanon werden dollars voor 8.000 pond verhandeld, terwijl de officiële wisselkoers op 1.500 Libanese pond is vastgesteld. Momenteel gaat het op de zwarte markt naar verluidt zelfs om 20.000 Libanese pond – voor slechts één Amerikaanse dollar.
Om deze onhoudbare situatie toch (tijdelijk) in stand te houden heeft de Libanese centrale bank grote financiële risico’s genomen door buitenlandse crediteurs met bij commerciële banken geleend geld terug te betalen. Dit zogeheten ponzischema heeft de Libanese economie uiteindelijk enkel meer schade toegebracht. Toen het bekend werd, waren nog maar weinig buitenlandse investeerders bereid hun geld in Libanon onder te brengen, wat leidde tot grote tekorten aan buitenlandse valuta. Voor een land dat praktisch al zijn producten moet importeren, is dat vanzelfsprekend desastreus: hyperinflatie trad op, met torenhoge voedselprijzen tot gevolg. Begin 2020 ging het land praktisch failliet. Libanon kan echter pas aanspraak maken op financiële noodsteun van het IMF als het allerlei hervormingen doorvoert – iets waar de totaal dysfunctionele Libanese politiek tot op heden niet in is geslaagd.
Buiten de schijnwerpers van de wereldpers
Terwijl de schijnwerpers van de wereldpers Libanon alweer enige tijd voor andere landen en onderwerpen hebben verruild, wordt Libanon ook in 2021 onverminderd door aanhoudend economisch malheur geteisterd. Sterker nog, door de pandemie is de crisis in haar volle breedte alleen maar verder verdiept. Eerder dit jaar betitelde de Wereldbank in haar Economic Monitor-rapport de economische crisis in Libanon als één van de zwaarste nationale crises van de afgelopen honderdvijftig jaar. Ruim de helft van de Libanezen leeft onder de armoedegrens. Veertig procent van de bevolking is werkloos, en een even grote groep heeft slechts beperkt toegang tot basisbehoeften als medicijnen en eten. Behalve deze economische problemen veroorzaakt ook het coronaregime van de regering grote sociale spanningen in een samenleving met een zeer pover sociaal vangnet, die de afgelopen maanden regelmatig in de vorm van protesten en onlusten aan de oppervlakte kwamen. Niet alleen economisch en financieel verkeert Libanon in een onverminderd slechte staat, de politieke status quo is nog uitzichtlozer, zo stelt de Libanese onderzoeksjournalist Jad Ghosn.
Libanons politieke systeem: product van het verleden, vormgever van het heden én de toekomst
Libanon wordt al decennia op unieke en uiterst gecompliceerde wijze bestuurd. Het Libanese confessionele systeem is in belangrijke mate een uitvloeisel van de Franse koloniale overheersing. Zoals opgetekend door de prominente, inmiddels overleden Midden-Oosten-historicus, William Cleveland, verzekerde deze periode in de geschiedenis van Libanon “het bestaan van een instabiele politieke constellatie waarin de concurrentie om de macht gebaseerd zou zijn op sektarische verhoudingen.” Dit principe werd ondergebracht in de grondwet van 1926, en formeel geïnstitutionaliseerd in het Nationale Pact van 1943. Het complete Libanese landsbestuur – van parlement tot de hoogste staatsfuncties (President, Premier, Kamervoorzitter) tot ambtenaren – werd op basis van de demografische verhoudingen van 1932 letterlijk vastgelegd, als in beton gegoten. En hoewel de demografische verhoudingen de afgelopen eeuw aanzienlijk veranderd zijn, is de politieke situatie nagenoeg onveranderd gebleven – op enkele tegemoetkomingen aan de Libanese moslims in het post-burgeroorlog Ta’ifakkoord na.
Een haast onbreekbare cyclus van sektarisme en cliëntelisme
In de praktijk betekent deze inrichting van de Libanese staat en politiek dat electoraten voor het behartigen van hun belangen zijn aangewezen op de vertegenwoordiger van de sektarische groep waar ze toe zouden behoren. De huidige crisis valt dan ook in belangrijke mate te wijten aan het complexe systeem van sektarisch cliëntelisme dat Libanon in meer of mindere mate al decennialang gijzelt – van falende dienstverlening (zorg, onderwijs, elektriciteit, voedsel) door de overheid, zwakke nationale instituties en ernstige corruptie en nepotisme in het openbaar bestuur tot jarenlange politieke verlamming en de immer aanwezige dreiging van sektarisch geweld, omdat politiek en (sektarische) identiteit ten diepste met elkaar vervlochten zijn geraakt. Kortgeleden is Sa’ad Hariri als aspirant-premier teruggetreden, omdat hij niet in staat is gebleken een regering te vormen. Hariri, soennitisch moslim, kon het niet eens worden met de christelijke president Michel Aoun over de positie van christenen in de nieuwe regering. Na zijn aftreden werd niet bepaald gezocht naar een nieuw gezicht om de penibele politieke status quo vlot te trekken. Nee, het Libanese parlement stelde een politiek veteraan voor, Najib Mikati, een van de rijkste mensen van het land. Aangeklaagd voor corruptie in 2019, maar nooit berecht of veroordeeld. Al met al is er, kortom, maar heel weinig veranderd.
De voordracht van telecommiljardair Mikati en de groeiende wens van het volk om af te rekenen met corruptie, vriendjespolitiek en de oude sektarische politiek staan totaal haaks op elkaar. Zoals buitenlandjournaliste Sacha Kester schreef in De Volkskrant hadden demonstranten geëist dat de opvolger van Hariri niet uit de politieke elite afkomstig zou zijn. Maar die interne druk wordt door de rijke, onbedreigde elite amper gevoeld. Het systeem is ontworpen om hen te bevoordelen, om hen uit de wind en aan de macht te houden – om Libanon ‘stabiel’ (en dus verlamd) te houden; niet om recht te doen aan de zorgen van de gewone Libanese man en vrouw. Want zelfs al groeit hun verzet ertegen, uiteindelijk zit het Libanese volk gevangen in het systeem – afhankelijk als ze zijn van sektarische patroons en hun netwerken voor de meest basale behoeften en overheidsdiensten.
Interne druk niet succesvol; hoe zit het met politieke druk van buiten?
Veel Libanezen zijn diep pessimistisch. Als zelfs déze confrontatie met het eigen falen – de gigantische explosie in Beiroet die honderden mensen het leven kostte en velen hun bestaan – de politieke elite niet doet beseffen dat fundamentele verandering de enige weg voorwaarts is, de enige weg die Libanon nog van verder onheil kan besparen, dan lijkt een donker toekomstbeeld gerechtvaardigd. Interne druk – in de vorm van demonstraties en protesten – tegen die elite heeft tot dusverre op geen enkele wijze effect gesorteerd.
Macron profileerde zich na de ramp in Beiroet vorig jaar even als ‘redder Libanons’ – of, zoals De Standaard het verwoordde, ‘emir’ van Libanon. Hij bezocht de hoofdstad meerdere keren in korte tijd en voerde gesprekken met de kopstukken van alle politieke fracties in Libanon. Zo probeerde hij zich in te zetten voor een brede hervormingsagenda, en initieerde een politiek-financieel plan wat Libanon recht zou moeten geven op noodleningen van internationale geldschieters. Een jaar later moeten we vaststellen dat de inspanningen van Macron (alleen) onvoldoende zijn. En hoewel hervormingen van de financiële sector, het openbaar bestuur en stabiliteit van bestuur broodnodig zijn, is een fundamenteler punt dat men onder ogen zal moeten komen dat de enige werkelijk toereikende hervorming totale systeemherziening moet inhouden: de cyclus van cliëntelistisch sektarisme moet bij de wortel worden uitgeroeid om alle dynamieken van corruptie, vriendjespolitiek en falend overheidsfunctioneren te kunnen doorbreken. Een dergelijke radicale aanpak zou de belangen van de huidige elites echter dusdanig bedreigen dat ze het land nog liever in een afgrond zien verdwijnen – en dat is precies wat we op dit moment zien gebeuren.
Daarom wordt het tijd de druk op de politieke elite verder op te voeren – ook van buiten; nee, juist van buiten. Deze week presenteerde de Europese Raad een nieuw sanctiekader waarmee gerichte sancties kunnen worden opgelegd aan personen en organisaties die de democratie of de rechtstaat in Libanon ondermijnen – of dat nu “ernstig financieel wangedrag met overheidsmiddelen” is of het “belemmeren of ondermijnen van het democratische politieke proces door de vorming van een regering aanhoudend tegen te werken”. Dit nieuwe sanctieregime kan een hoopvol begin zijn, maar meer dan dat is het voorlopig zeker niet. Indien Europa nieuwe ellende aan haar buitengrenzen wil voorkomen, zal het zich actiever moeten opstellen in Libanon, door politieke verandering te stimuleren – niet alleen via ‘negatieve’ pressiemiddelen als sancties, maar ook door investeringen in het vooruitzicht te stellen indien de broodnodige economische én politieke hervormingen worden doorgevoerd. Daarnaast is er steun nodig voor organisaties zoals de partner van FMS, Progressive Youth Organization (PYO). Deze organisaties willen en kunnen Libanon van binnenuit veranderen, maar hebben daarbij wel de steun van bondgenoten nodig – om zo de elite die garen spint bij het destructieve sektarische systeem van binnenuit en van buitenaf maximaal onder druk te zetten.
Ingestuurd door: Niels Schattevoet