Met grote ambitie in mijn koffers land ik op zaterdag 17 november 2018 in de hoofdstad Kinshasa, Democratische Republiek Congo. Een stad van 12 miljoen vrouwen, mannen en kinderen. Ik blijf hier tot 30 december.
Je kan op twee manieren naar deze stad kijken. Je kan zeggen: ‘het is een chaotische stad waar niks werkt’. Je kan ook over die chaos heen kijken en zeggen: ‘ik zie hier 12 miljoen mogelijkheden en kansen’. En dat laatste is mijn opstelling.
Met die opstelling ga ik met de jongeren praten. Ik ga hen inspireren. Ik ga met hen uitzoeken hoe we, samen, die 12 miljoen mogelijkheden om kunnen zetten in banen, ondernemingen en projecten. Ik ga ook met politici, bedrijven, internationale instellingen en ambassades praten. Maar bovenal ga ik met de Congolese autoriteiten praten. Hoe denken ze werkgelegenheid voor jongeren te creëren? Met de verkiezingen op komst, hoe denken politici over jongeren, en wat zijn hun plannen?
Meer dan 50% van de inwoners van Kinshasa bestaat uit jongeren tussen de 15 en 35 jaar. Jongeren uit de interne migratie, maar ook jongeren die pas afgestudeerd zijn en geen werk kunnen vinden, potentiele kandidaten voor regionale migratie binnen Afrika of daarbuiten; Europa, Canada of Verenigde Staten. Hoe kan ik ervoor gaan zorgen dat die braindrain stopt? Congo heeft juist nu, na al die jaren van oorlogen en conflicten, eigen hersenen en krachten zelf nodig.
Wewa, symbool van migratie
Meerdere wegen in Kinshasa leiden naar de drukke en dure binnenstad. Bij elke zijstraat van deze wegen staan veel jonge mensen op motorfietsen te wachten op klanten die zojuist uit de taxi zijn gestapt en verder naar de eindbestemming willen. De jongens op de motorfietsen noemt men de ‘Wewa’. Dit betekent ‘Jij’ in Tshiluba, de taal van de Kasai-provincies. In Kinshasa brengt de taxi je niet naar de eindbestemming, en je bent ook niet alléén, maar met maximaal vier andere passagiers, tenzij je extra betaalt.
Deze Wewa’s zijn het symbool van de enorme interne migratie die Kinshasa de laatste tijd heeft gekend. Niet duidelijk is hoeveel deze Wewa’s in Kinshasa zijn, maar zij vormen wel het aanzicht van de stad.
Mijn bezoek op het stadhuis om met de gouverneur André Kimbuta te praten zal mij niet veel opleveren. De gouverneur zelf is druk bezig met campagne voeren. Zijn adviseur, die het initiatief bewondert, vraagt mij na de verkiezingen terug te komen. “Want iedereen is op dit moment bezig met de verkiezingen te overleven”. De verkiezingen moeten een president en een parlement opleveren.
Cijfers
Er wordt gesproken van 12 miljoen interne vluchtelingen die door heel Congo rondzwerven. De OCHA – Office for the Coordination of Humanitarian Affairs, een humanitaire VN-organisatie – kwam vorig jaar met nog wat recentere cijfers van 4,5 miljoen interne vluchtelingen. Die cijfers werden betwist door de Congolese autoriteiten. Om politieke redenen stelde OCHA die cijfers bij, van 4,5 miljoen naar 1,5 miljoen. Zij willen geen ruzie met Congolese autoriteiten. Noch OCHA, noch de Congolese autoriteiten weten de precieze aantallen. Er is geen opvang voor iedereen. De meeste mensen die het binnenland ontvluchten, belanden stilletjes in Kinshasa. Zij die familie hebben, gaan naar de familie. Zij die geen familie hebben, belanden op straat. De nieuwe president heeft een grote uitdaging om deze groep mensen een toekomstperspectief te bieden.
Lacoste
Ik zit achterop een Wewa die mij naar huis brengt. Het regent. Hij is nat. Hij trilt van de kou. Hij zingt. Hij heeft geen regenjas. Ik vraag hem of hij vrolijk is voor de verkiezingen. “Nee, mijn broeder. In dit land is het zo dat degene die door het volk gekozen wordt, niet aan de macht komt. Ik ben niet met de verkiezingen bezig. Ik ben bezig met geld verdienen voor mijn gezin hier in Kinshasa en mijn familie in Kasai. Zij moeten Kerst en Nieuwjaar goed kunnen vieren”. Lacoste is zijn bijnaam. Lacoste woont al tien jaar in Kinshasa. Zijn doel is om geld te verdienen. Hij heeft nooit een opleiding gehad om de motorfiets te besturen. Een vriend van hem heeft hem dat geleerd. De motor is niet van hem. Hij is in dienst van de baas. Elke avond moet hij een afgesproken bedrag naar de baas brengen. Alles boven dat bedrag mag hij houden. “God heeft iedereen hetzelfde aantal handen en voeten gegeven. Ik reken op mezelf”. De Wewa’s vormen het aanzicht van de stad. Hun aantal is niet bekend, ook niet bij het stadhuis.
Ministere du Travail
Ik bezoek ook het ‘Ministère du Travail’ aan de Avenue Ituri in de stad. Ik wil met degene praten die belast is met werkgelegenheid. De dame achter de balie is vooral druk bezig met haar smartphone. Andere mensen in de wachtkamer zijn medewerkers die niks anders doen dan politieke analyses en peilingen maken over de verkiezingen. De verkiezingen die, naast een president, ook een nieuw parlement van 500 man moet leveren. Iedereen heeft zijn hoop en wanhoop over de uitkomst daarvan.
“Meneer, u moet weten dat u een schriftelijke aanvraag moet indienen als u de chef wil spreken”. Ik vraag haar om pen en papier en zet daarop wat het doel van mijn bezoek is. Ik overhandig netjes de brief aan haar. Zij pakt hem aan, leest hem en kijkt me aan: “Meneer, neem even uw brief terug. Dit is prima zo. Ga nu naar een cybercafé en typ dat met de computer. Stop hem daarna in een enveloppe en kom daarna naar mij terug, dan zal ik de ontmoeting voor u regelen”. Ik pak mijn brief , bedank haar voor haar manieren en procedures en ik vertrek met het idee hier nooit meer terug te komen.
De Oranje Corner
Maar als ik buiten ben en iemand uit mijn netwerk bel om het verhaal te vertellen, krijg ik het nummer van meneer Anaclet Shamba, een belangrijke ambtenaar die mij wel hier met egards en zonder te veel bureaucratie zal ontvangen. Met hem bespreek ik mijn ambitie en vraag hem vooral wat hun beleid is. Hij prijst mijn ‘goede intenties’ en vertelt dat de minister en president Kabila erg op de hoogte zijn van de enorme werkloosheid onder de jongeren. “Congo is een land met een groot aantal jongeren met universitaire en technische beroepsopleidingen”, zegt hij. Hij voegt toe: “Het is beter om na de verkiezingen terug te komen. Dan is iedereen weer rustig en kunnen wij kijken hoe we met de nieuwe regering samen kunnen werken”. Ik bedank meneer Anaclet en vertrek naar de ambassade van Noorwegen.
Hier hebben ze een minimale bemanning met twee kleine afdelingen: klimaat en humanitair, en alles gaat via de multilaterale organisaties als de VN. Ook bij de Nederlandse ambassade in Kinshasa, waar ik met de ambassadeur Robert Schuddeboom en zijn staf zal praten, is er niet veel op dit gebied. Wel zijn er wat initiatieven zoals de Oranje Corner, zo’n hub om jongeren de gelegenheid te geven ondernemingen te starten. Maar ook dit staat nog in kinderschoenen. De Congolese verkiezingen zijn ook hier bepalend voor wat Nederland met Congo straks gaat doen.
Batetela
Voor de gelegenheid heb ik een kantoor gehuurd op de derde etage van een kantoorgebouw aan de Boulevard du 30 juin, midden in het centrum. Met een klein team van zes gemotiveerde jongens en meisjes komen we hier elke dag om te brainstormen. Onder hen bevinden zich afgestudeerden en studenten. Terwijl iedereen hier pessimistisch de toekomst tegemoet ziet, stralen deze jongeren een ongekend optimisme uit. Ook zij verwachten niet zo veel van politici en de verkiezingen, maar zij blijven geloven in hun eigen kracht en het initiatief. Met hen bestudeer ik alle mogelijkheden. Van dienstverleningen tot aan een friettent, alles komt aan bod. Ook ontvangen we anderen geïnteresseerde jongeren die ons komen voeden met ideeën. Het is de bedoeling een groter project uit al die ideeën te destilleren en in een concreet project om te zetten. En ideeën zijn hier in overvloed, nu nog een financiële impuls.
Campagne voeren met geld, bier en gebed
Congo heeft mij veel gegeven; leven en opleiding. De schoolinfrastructuur, de leraren en docenten werden betaald om mij op te leiden, met de wetenschap dat ik later, als ik ga werken, belasting ga betalen. Op die manier kan de infrastructuur onderhouden worden en kunnen de komende generaties ook daarvan genieten. Ik moet mijn schuld terug betalen. Dat is het fundament van mijn motivatie om met dit initiatief hier te komen.
Politici hier zijn niet te vertrouwen. Waar eigenlijk wel? Zij beloven van alles, maar eenmaal aan de macht, doen ze wat ze willen. De meeste hebben niet eens een programma voor de samenleving. Zo spraken we, samen met mijn team, een parlementskandidaat. Wij vroegen hem wat hij voor de jongeren wilde gaan doen. Zijn antwoord ging alle kanten op, behalve de kant van het optimisme.
“Kijk, ik ben geboren en getogen in Lingwala. Iedereen heeft mij daar zien opgroeien. Ik ben nooit weg gegaan. Zij zullen daarom op mij stemmen. Ik ben een van hen. Maar ik ga hen niet vertellen dat ik de aanhoudende overstromingen ga stoppen. Nee, die overstromingen waren daar toen ik was geboren en die zullen er zijn”, zegt hij. Campagne voeren doet hij met geld, bier en gebed. Niet met een duidelijk programma.
Samen stelen
Een andere parlementskandidaat vertelt een opmerkelijk verhaal. Hij is van de oppositie. Wij ontvingen hem op het kantoor. Wat ga je anders doen dan het regime? En dit was zijn antwoord: “Je moet eerst met hen zijn. Samen met hen stelen. En daarna pas met hen over verandering en goed bestuur praten”. De discussie met de jongeren uit het team is heftig. Mami uit het team heeft plannen om een modeopleiding op te zetten en vraagt wat de kandidaat voor haar kan doen. “Niks”, zegt hij. Wij zijn uitgepraat en de conclusie komt van Christian, onze teamleider: “Laat politici hun werk doen, wij doen ons werk. Daarom moeten we in ons eigen project geloven”.
Een advocaat die vertrekt
Wij hebben met veel beleidsmakers gesproken, maar ook met de Wewa’s, advocaten en artsen. Adrien is een van de artsen werkt in een privéziekenhuis als chirurg. “Ik ben chirurg, maar wij missen soms verdovingsmiddel tijdens de operatie”. Adrien wil in de toekomst zelf een ziekenhuis beginnen waar hij prima mensen kan helpen. Of ik hem daarbij wil helpen?
Het verhaal van Adrien is ook het verhaal van Jean, het verhaal van Christoph, het verhaal van Kalala, het verhaal van Mulumba, het verhaal van Claude, het verhaal van Papy, het verhaal Jean Beaugard, het verhaal van Faustin.
Faustin was werkzaam in Kananga, in de provincie Kasai, zo’n duizend kilometer van Kinshasa. Hij werkte daar als advocaat tot medio 2016. Toen brak er een gewapend conflict uit, het zogenaamde ‘Kamwuina Nsapu-conflict’. Alle jongens in de regio werden aangemerkt als rebellen. Veel van hen werden opgepakt. De jonge advocaat ging naar Kinshasa. Daar probeert hij zijn leven en werk weer op te bouwen, maar dat gaat moeizaam. “Ik houd ontzettend van mijn land, maar als ik elke keer opnieuw moet beginnen, dan blijft er alleen maar een optie over: Congo verlaten”.
Waar naar toe, vroeg ik hem. “Ik was een keer in Brussel. Toen zijn we naar Amsterdam gegaan. Mensen vertelden me dat ik daar kon blijven om asiel aan te vragen. Ik wilde niet, omdat ik zo veel van mijn land houd. Maar met alles wat nu gebeurt, overal onrust, en steeds opnieuw beginnen, dat gaat niet lukken. Ik ben nu 41, ik heb kinderen, ik kan alsnog naar Europa gaan om de toekomst van mijn kinderen te verzekeren”.
En dat is juist het soort braindrain die ik wil stoppen. Maar hoe kan ik dit aanpakken en met wie?
Ik vertrek uit Kinshasa met veel hoop
Faustin wil naar Europa, maar ik heb ook veel jongeren gesproken die terug kwamen uit Marokko, Gabon, Nigeria, Zuid-Afrika. Zij voelen zich beter thuis in Congo. Wat hen ontbreekt is een beginkapitaal en structuur om iets voor zichzelf te beginnen. Om meer bewustwording te creëren, ben ik een aantal keer op de nationale televisie geweest. Ik wilde politici en rijke Congolezen oproepen in de jongeren te investeren.
Ik kwam in Kinshasa met ambities in mijn koffers, nu vertrek ik met veel hoop. Ik weet dat er in Kinshasa optimistische jongeren zijn die iets van hun leven willen maken, in Congo. Ik ben vertrokken omdat mijn tijd om is, maar niet omdat mijn project af is. Na de verkiezingen ga ik weer terug. Niet met woorden in mijn koffers, maar wel met concrete projecten. Dat is mijn resolutie voor 2019!
Door Alphonse Muambi