“Een kantelpunt”, “historic agreement”, en een “sweeping overhaul of global tax system”: afgelopen weekend, op 5 juni, bereikten de ministers van Financiën van de G7 landen een akkoord over een minimum belastingtarief van 15% voor bedrijven. Al jaren ligt het risico van een ‘race to the bottom’ op de loer, waarbij landen elkaar beconcurreren met steeds lagere belastingen en manieren om belasting te ontwijken. Allemaal voor een goed vestigingsklimaat voor bedrijven. Zo’n minimum belastingtarief zal deze ontwikkeling waarschijnlijk stoppen. Toch reageert niet iedereen positief op het akkoord.
G7, G20 en de OESO
Wat gebeurt er internationaal precies? Vrijdag komen de regeringsleiders van de G7-landen (Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankijk, Italië, VS, Japan en Canada) samen in het Verenigd Koninkrijk, waar ze onder andere dit belastingakkoord zullen ondertekenen. Vervolgens moet er volgende maand een breder akkoord komen in de G20. Daarnaast zijn er, onder leiding van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) al besprekingen gaande met meer dan 135 landen om belastingontwijking tegen te gaan. Het G7 akkoord zou deze besprekingen moeten versnellen.
In al deze platforms zijn het echter vooral de rijke, geïndustrialiseerde landen die het voor het zeggen hebben. Niet voor niets pleiten veel ontwikkelingslanden al langer voor een inclusief proces in VN-verband, in plaats van een proces geleid door de OESO als ‘club van rijke landen’.
In de woorden van Dereje Alemayehu van de Global Alliance for Tax Justice: “There is nothing ‘historical’ or a ‘game changing’ in this deal in terms of overhauling the outdated and unfair international tax rules. It’s a déjà vu! The G7 strike a deal among themselves and pave the way for a manipulated endorsement as an international agreement in informal platforms created by their OECD, outside the UN system.” Volgens hem lopen ontwikkelingslanden door dit soort akkoorden het risico dat ze vast komen te zitten in een systeem wat “belastingrechten op een deel van de wereldwinst die in hun economieën wordt gegenereerd zal blijven ontzeggen”.
De ‘race to the bottom’
Ook zijn er twijfels of een minimumtarief van 15% de race naar de bodem wel zal stoppen. In eerste instantie stelde president Biden (VS) een tarief van 21% voor. Dit is dus uiteindelijk fors verlaagd. Veel landen, inclusief veel ontwikkelingslanden, hebben op dit moment een tarief dat boven de 15% ligt. Onbedoeld zou dit lage tarief dus juist een race naar die 15% kunnen aanwakkeren.
Belangrijk is ook hoe de regels de komende tijd verder worden uitgewerkt. Arnold Merkies, coördinator van Tax Justice Nederland, waar FMS ook lid van is, waarschuwt hiervoor: “Je moet zien hoeveel belasting bedrijven betalen per land om zo het minimum te kunnen berekenen. Maar daar krijgen we als publiek geen inzicht in.” Als netwerk pleiten we dan ook voor het belang van publieke ‘country by country reporting’ van bedrijven, zodat duidelijk wordt waar bedrijven hoeveel belasting betalen.
Vorig jaar berekende ActionAid al dat ontwikkelingslanden tot wel $200 miljard per jaar mislopen door belastingontwijking. Dit is veel meer dan deze landen ontvangen aan ontwikkelingssamenwerking ($150 miljard per jaar). Het is van groot belang dat de uitwerking van dit G7 akkoord goed gebeurt, met veel aandacht voor de details, zodat belastingontwijking door bedrijven onmogelijk wordt gemaakt. Afrikaanse perspectieven zijn bij deze uitwerking cruciaal. Als Nederland en de EU moeten we ervoor zorgen dat zij een belangrijke stem in dit proces krijgen.