Lessen uit Sevilla: de uitkomsten van de FfD4 top

In een wereld die steeds meer wordt getekend door geopolitiek blokkendenken, opkomend protectionisme en groeiende mondiale ongelijkheid, vond eind juni 2025 in Sevilla een VN-top plaats: de Fourth International Conference on Financing for Development (FfD4). De FMS was erbij. Niet alleen om te luisteren en te leren, maar ook om kritisch te kijken naar de richting die internationale samenwerking inslaat. De centrale vraag bleef gedurende de hele conferentie in de lucht hangen: wie bepaalt eigenlijk de voorwaarden voor ontwikkeling, en in wiens belang?

Van solidariteit naar marktbescherming?

Hoewel FfD4 de belofte in zich droeg om een mijlpaal te worden in het hervormen van de mondiale economische orde, waren de kaarten grotendeels vooraf geschud. Het “Compromiso de Sevilla”, het einddocument van de conferentie, was al grotendeels in New York voorbereid en achter gesloten deuren onderhandeld. Daarmee bleef er weinig ruimte over voor echte politieke discussie, laat staan voor participatie vanuit het maatschappelijk middenveld of partners uit het Mondiale Zuiden.

Een belangrijk punt was de dominante aanwezigheid van private partijen: bijna 40% van de ruim 15.000 deelnemers kwam uit het bedrijfsleven, tegenover slechts een fractie van dat aantal aan vertegenwoordigers van NGO’s en diasporaorganisaties. Thema’s als “blended finance” en “de-risking” domineerden de agenda, terwijl mechanismen voor publieke verantwoording en transparantie onderbelicht bleven. Ook de EU’s Global Gateway-strategie, waarbij de al beperkte publieke middelen worden ingezet om privé-investeringen in infrastructuur te stimuleren, werd gepresenteerd als het Europese succesverhaal. Tegelijkertijd wijzen onderzoeken van Oxfam, Counter Balance en Eurodad uit dat van de projecten onder Global Gateway het grootste deel vooral Europese bedrijven bevoordeelt en slechts een klein deel direct bijdraagt aan ontwikkeling in lage-inkomenslanden. Dit illustreert het spanningsveld tussen economische belangen van investeerders en de beloofde ontwikkelingsimpact.

Gezien deze risico’s is de huidige nadruk op private financiering en blended finance in FfD4 en EU’s Global Gateway gezien als problematisch door civil society. Zonder duidelijke publieke regie, transparantie en inclusieve besluitvorming kunnen incoherentie, fragmentatie en tegenstrijdige prioriteiten ontstaan, waardoor lokale gemeenschappen buitenspel worden gezet en de beloofde ontwikkelingsimpact beperkt blijft. Een genuanceerde strategie die private middelen aanvult maar publieke verantwoording en participatie centraal stelt, biedt daarentegen wél kansen om de SDG’s effectief te realiseren en duurzame ontwikkeling voor iedereen te waarborgen.

Private invloed in OS

Private invloed in ontwikkelingssamenwerking is niet altijd hetzelfde; de effecten verschillen sterk per type project. Hier even in een snelkookvaart de vormen van interventies waar op de FfD4 en in het algemeen als het over private invloed in OS over gaat: blended finance, directe private investeringen en bedrijf–NGO samenwerkingen.

  • Blended finance, waarbij publieke middelen worden gecombineerd met geld van private investeerders, kan veel geld aantrekken en nieuwe projecten mogelijk maken. Tegelijkertijd ligt de focus vaak te veel op winst in plaats van op maatschappelijke impact. Zo kan een project dat goedkope woningen financiert via private investeringen lokaal zelfs leiden tot verdringing van arme bewoners of ecologische schade, en projecten kunnen elkaar tegenwerken in plaats van samenwerken.
  • Directe private investeringen (FDI’s), zoals nieuwe fabrieken of infrastructuurprojecten, kunnen banen creëren en technologie brengen, maar brengen ook risico’s met zich mee: potentiele uitbuiting van arbeiders, afhankelijkheid van buitenlandse bedrijven en ongelijke voordelen tussen rijkere en armere groepen.
  • Bedrijf–NGO samenwerkingen of inclusieve business-modellen kunnen lokale capaciteiten versterken en markttoegang bieden voor lage-inkomensgroepen. Maar ervaringen in Ghana en Kenia tonen dat participatie vaak oppervlakkig is, de meest gemarginaliseerden worden buitengesloten en succes wordt gemeten in “bereik” in plaats van daadwerkelijke empowerment.

 

Nederlandse nationale inzet bij FfD4

De Nederlandse inzet tijdens FfD4 weerspiegelde en illustreerde de risico’s die hierboven zijn besproken. Het demissionaire kabinet onder minister Klever (PVV) legde, geheel in lijn met de recente Nederland eerst agenda, vooral nadruk op samenwerking met institutionele investeerders en private initiatieven. Dit voorbeeld laat zien hoe publieke ontwikkelingsfinanciering (ODA) onder druk komt te staan, terwijl private financieringsvormen de overhand krijgen.

Het veel herhaald discours op FfD4 was dat officiële ontwikkelingshulp (ODA) achterhaald is. Toch blijft ODA voor veel lage- en middeninkomenslanden een cruciale bron van financiering. Hoewel publiek-private samenwerking tot positieve resultaten kan leiden, moeten transparantie, due diligence (de verplichting voor bedrijven om na te gaan in hoeverre ze betrokken zijn bij misstanden op het gebied van mensenrechten en milieu) en publieke controle centraal blijven om een duurzame en inclusieve impact te waarborgen.

Hoe nu verder?

Ondanks de dominante marktfocus waren er ook hoopvolle ontwikkelingen zichtbaar. De steun voor de UN Tax Convention (Een VN-overeenkomst die regels vastlegt over hoe landen belasting mogen heffen om dubbele belasting op inkomen te voorkomen, en vormt een succes van de lobby en inzet van maatschappelijke organisaties tijdens eerdere Financing for Development Conferences), laat zien dat systeemverandering mogelijk is. Jarenlange inzet van maatschappelijke organisaties voor eerlijke en inclusieve besluitvorming op belastinggebied heeft geleid tot een doorbraak: eind 2024 werd het mandaat aangenomen om te onderhandelen over een UN Tax Convention, met onderhandelingen in 2025–2027 als concrete vervolgfase. Dit vormt een voorbeeld van hoe politieke wil en internationale solidariteit structurele hervorming kunnen realiseren, inclusief een eerlijker belasting- en financieringsmodel voor ontwikkelingslanden.

Wat betekent dit voor Nederland?

Financieel en handelsbeleid, zoals de financiële afspraken voor ontwikkeling, is technisch, altijd politiek en nooit neutraal. Het “Compromiso de Sevilla” mag dan een tegenvallend compromis zijn, het is óók een beginpunt met concrete aanknopingspunten voor verdere hervorming.

In aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen in oktober doet zich een belangrijke vraag voor: welke koers kiest Nederland op het gebied van internationale samenwerking? Blijven we een model volgen waarin internationale solidariteit ondergeschikt is aan economisch eigenbelang, of durven we een visie te formuleren waarin publieke verantwoordelijkheid, mondiale gelijkheid en democratische controle weer centraal staan?