Op 18 mei kwam het langverwachte beleid van minister Kaag voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) uit. Goed nieuws: de Sustainable Development Goals (SDG’s) krijgen een centrale rol in de beleidsnota Investeren in Perspectief en ook gendergelijkheid (SDG 5) loopt als een rode draad door het stuk heen. Toch zijn er ook een aantal, niet geheel onbelangrijke SDG’s, die er bekaaid vanaf komen. Daarnaast stapt Kaag af van enkele partnerlanden en focust ze haar beleid op een aantal regio’s, namelijk West-Afrika/Sahel, Hoorn van Afrika, Midden-Oosten en Noord-Afrika, voor de aanpak van armoede, migratie, terreur en klimaatverandering. Het bedrijfsleven krijgt hierbij een belangrijke rol: het BHOS-beleid wordt door Kaag gepresenteerd als een lucratief verdienmodel, niet alleen als het gaat om buitenlandse handel, maar ook om ontwikkelingssamenwerking. Met deze benadering miskent Kaag helaas het belang van goed bestuur en ruimte voor een level playing field. Ook neemt de nota vooral het belang van BV Nederland in acht, waarbij regelmatig de belangen van de ontwikkelingslanden uit het oog verloren worden.
De SDG’s als ultieme preventieagenda
Het was al wat langer duidelijk: Kaag is, net als wij, enthousiast over de kansen die de SDG-agenda biedt. De SDG’s vormen volgens de minister de ultieme preventieagenda en zijn daarom de internationale leidraad voor het BHOS-beleid. “Hieraan werken is een investering in het voorkomen van conflict en instabiliteit, kernpunt van het vernieuwde beleid,” aldus Kaag in de beleidsnota. En dat is duidelijk: in ieder hoofdstuk is precies te lezen aan welke SDG’s het nieuwe beleid bijdraagt.
Ondanks deze positieve aandacht voor de SDG-agenda komen toch niet alle werelddoelen er even goed vanaf. Danielle Hirsch (Both ENDS) deed voor haar opiniebijdrage in Vice Versa een ‘SDG-check’ en merkte op dat de minister op slechts 13 van de 17 doelen inzet, en slechts op 8 van die 13 rapporteert. Vooral de SDG’s met betrekking tot het uitbannen van armoede (SDG 1), minder ongelijkheid (SDG 10), bescherming van zeeën en oceanen (SDG 14) en herstel van ecosystemen en behoud biodiversiteit (SDG 15) blijven onderbelicht. Dit is verontrustend. Het bestrijden van armoede en ongelijkheid is de kern van ontwikkelingssamenwerking en de groene SDG’s 14 en 15 zijn juíst van toenemend belang als het gaat om instabiliteit en migratie. Wij hopen dat de minister bij de uitvoering van haar beleid laat zien ook deze SDG’s serieus mee te nemen.
Ontwikkelingsbeleid in het belang van Nederland
Hoewel minister Kaag de minister is voor zowel Ontwikkelingssamenwerking als Buitenlandse Handel, lijkt het nieuwe beleid vooral in het teken van het Nederlandse eigenbelang te staan. Zo schrijft Kaag in haar inleidende samenvatting: “Deze nota geeft aan hoe het kabinet deze internationale uitdagingen en kansen oppakt in het belang van Nederland.” Dit is ook duidelijk zichtbaar als het gaat om de SDG-agenda, die gezien wordt als een agenda voor innovatie dat het bedrijfsleven kansen biedt om nieuwe markten aan te boren. De nota stuurt te veel aan op het verdienen aan de SDG’s en het nieuwe BHOS-beleid.
Dit is wat ons betreft niet in lijn met het idee van beleidscoherentie voor ontwikkeling, wat inhoudt dat beleid de ontwikkelingsdoelen niet mag tegenwerken, of beter nog, zou moeten ondersteunen. Hoewel Kaag het belang van coherentie benadrukt in een paragraaf op pagina 53, gaat de rest vooral in op het eigenbelang van Nederland. Wel zegt ze het bestaande coherentiebeleid te continueren, en komt ze later dit jaar met een herzien actieplan met nieuwe accenten.
Nieuwe focus: tegengaan van irreguliere migratie
Een ander belangrijk thema in de nota, en ook in het OS-hoofdstuk van het regeerakkoord, is het tegengaan van irreguliere migratie. Dit is één van de grote veranderingen: de zogenaamde focusregio’s van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid zijn gekozen op basis van hun instabiliteit en hun belang voor de aanpak “van de grondoorzaken van armoede, migratie, terreur en klimaatverandering”. Zoals Paul Hoebink ook benadrukt in zijn reactie op de nota, betekent dit dat het armoedecriterium in de landenkeuze wordt losgelaten. Dus niet armoede, maar de huidige instabiliteit is de belangrijkste voorwaarde geworden om ontwikkelingsgeld te ontvangen.
Daarnaast wordt conditionaliteit weer belangrijker in het beleid. Kaag schrijft in haar nota: “Zowel positieve als negatieve prikkels worden aangewend om landen van herkomst te bewegen tot het terugnemen van onderdanen. Hierbij zijn onder andere het verstrekken of onthouden van OS-gelden (…) mogelijke drukmiddelen.” Een zorgelijke ontwikkeling wat ons betreft. Ontwikkelingsgeld is bedoeld om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de allerarmsten en zou niet als drukmiddel gebruikt mogen worden om migranten te weren.
Investeren in maatschappelijke tegenkracht
De krimpende ruimte voor maatschappelijk middenveld wordt maar kort geadresseerd, Kaag zegt toe hierin te blijven investeren. Echter, met een duidelijke nadruk op het betrekken van het bedrijfsleven vragen wij ons af of dit genoeg is om een level playing field te creëren, met lokale tegenkracht. De minister miskent in haar korte reactie het belang van goed, lokaal bestuur. Zo stelt ook Hivos in haar reactie: “Het is begrijpelijk dat de minister de SDG’s als richtsnoer neemt voor haar beleid, maar de belangrijkste voorwaarde om resultaten te bereiken en adequate publieke dienstverlening voor elkaar te boksen in lage- en middeninkomenslanden is behoorlijk bestuur.” Zonder extra steun voor maatschappelijk middenveld, het wegnemen van barrières en discriminerende wetgeving en beleid, en functionerend bestuur zal toenemende welvaart alleen verder bijdragen aan lokale én internationale ongelijkheid.
Een dubbel beeld
Al met al schetst het nieuwe BHOS-beleid een dubbel beeld. Wij zijn blij met de centrale focus op de SDG’s, maar aan de andere kant speelt vooral het Nederlandse belang een grote rol in deze nota. Mensenrechten, goed bestuur, het maatschappelijk middenveld en democratiebevordering zijn insignificant geworden in verhouding tot de drang migratie een halt toe te roepen en de kas van de BV Nederland te spekken. Het plan van de minister om pas in 2030 weer op een ODA-budget van 0,7% van het BNP te zitten, helpt hier ook niet bij. Tegen die tijd moeten alle SDG’s al behaald zijn. Om dit te kunnen realiseren moet ook op andere beleidsterreinen het belang van de SDG’s erkend worden. Kaag is de eerste Nederlandse minister die de SDG-agenda een prominente plek geeft in beleid. Maar om beleidscoherentie écht dichterbij te brengen, hopen we dat andere ministers dit goede voorbeeld zullen volgen en de werelddoelen als richtinggevend stellen in hun beleid.