Zoek op
Sluit dit zoekvak.

Doen waar Nederland goed in is: de toekomst van ontwikkelingssamenwerking?

Na lang wachten publiceerde minister Schreinemacher (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) vrijdagavond eindelijk haar nieuwe beleidsnota, getiteld “Doen waar Nederland goed in is”. Hoewel het een goede zaak is dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking wordt vergroot, is – in de woorden van Oxfam Novib – feitelijk “Nederland straks de grootste ontvanger van het Nederlandse ontwikkelingsbudget”.

Terugkeer naar gebonden hulp

Hoe zit dit? Ten opzichte van de beleidsnota’s van eerdere ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, is er meer focus op handel. Overal in de nota sijpelt het rotsvaste vertrouwen van de minister in het idee dat economische groei vanzelf naar de allerarmsten gaat door. Vanuit dit vertrouwen is het ook niet verwonderlijk dat het Nederlandse bedrijfsleven een belangrijk rol krijgt, als het aan de minister ligt.

Tegelijkertijd ligt gebonden hulp op de loer: in de nota staat dat in verschillende programma’s voor ontwikkelingssamenwerking ernaar gestreefd wordt om minimaal 70% te laten uitvoeren door Nederlandse bedrijven. Dit is een vorm van gebonden hulp, waarbij het ontvangende land verplicht wordt om goederen en/of diensten uit Nederland af te nemen, waardoor het ontvangende land meestal duurder uit is. Zoals Marit Maij, directeur ActionAid Nederland zegt, “Handel is belangrijk voor het mondiale Zuiden maar we moeten echt af van het idee dat onze handel daar zo maar ontwikkeling brengt.”

Op weg naar eerlijk beleid

Sterker nog, op dit moment draagt het handelen van Nederland weinig bij aan ontwikkeling elders. Nederland staat op plaats 160 van de 163 op de SDG Spillover Index, een index die kijkt of acties van landen positieve of negatieve effecten hebben op het vermogen van andere landen om de SDG’s te halen. Nederland heeft dus een zeer negatieve impact op andere landen. Juist daarom is het zo’n gemiste kans dat de minister in haar nota niet meer inzet op beleidscoherentie voor ontwikkeling, een beleidsterm voor kortgezegd eerlijk Nederlands beleid.

Hoewel beleidscoherentie in de nota genoemd wordt als belangrijke voorwaarde voor het behalen van de SDG’s, wordt het in de volgende zin duidelijk dat de minister hiermee bedoeld dat verschillende ministeries meer moeten samenwerken om dezelfde doelen te halen. Dit is volstrekt onvoldoende, en hopelijk iets wat sowieso al gebeurt. Dit mag niet de enige ambitie zijn. Het speerpunt van beleidscoherentie is dat al het Nederlandse beleid de inspanning op ontwikkelingssamenwerking versterkt. Dit is niet alleen samenwerken, maar ook inzichtelijk maken waar het potentieel fout gaat en daarop handelen.

Een mooi instrument hiervoor bestaat al, de SDG-toets. Hierdoor moet al het (nieuwe) Nederlandse beleid en wetgeving rekening houden met de eventuele impact voor ontwikkelingslanden en gender. In de praktijk blijkt deze toets echter te weinig gebruikt te worden. Juist daarom is het zo jammer dat er in de nota hier geen aandacht voor is.

Doen waar behoefte aan is?

Ook de titel roept veel gevoelens op. Want doen waar Nederland goed in is… Is het juist binnen ontwikkelingssamenwerking niet vooral belangrijk om te doen waar behoefte aan is? Om vraaggestuurd te werken en niet aanbodsgericht? Of zoals oud-politicus Bram van Ojik (GroenLinks) zegt: “Dat eigenbelang strookt niet met solidariteit, wat toch de basis van ontwikkelingssamenwerking is.” Aan de andere kant is het natuurlijk positief om te kijken waar Nederland het grootste verschil kan maken. Maar, zoals we vanuit FMS ook in onze klimaatstudie duidelijk maken, heeft beleid meer impact als het aansluit op waar echt behoefte aan is. Daarom de belangrijke oproep om het beleid niet alleen in te richten op inzet vanuit het Nederlandse bedrijfsleven, maar om juist lokale organisaties uit het mondiale Zuiden te betrekken bij de oplossingen.

Later in het jaar zullen een aantal zaken verder worden uitgewerkt in bijvoorbeeld het nieuwe Actieplan voor Beleidscoherentie, de Afrikastrategie en de internationale klimaatstrategie. Dat verklaart wellicht ten dele waarom deze nota op veel onderwerpen nog heel vaag is. Er is nog heel veel werk aan de winkel!

Aanstaande maandag, 4 juli, debatteert de commissie Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking met de minister over de nota. Hopelijk wordt hier duidelijk of de Kamer ook wil dat de minister stevigere stappen zet op thema’s zoals internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen, migratie, klimaat en belastingontwijking.

Door: Anne van der Meer