Afgelopen week waren vertegenwoordigers van de Oekraïense hulporganisatie Vostok SOS in Nederland om aandacht te vragen voor het belangrijke werk dat zij in Oekraïne verrichten. Naast onder meer het ministerie van Buitenlandse Zaken, had ook FMS de eer om de vertegenwoordigers te mogen ontvangen. Daarnaast organiseerde FMS samen met het Nederlands Helsinki Comité en Libereco een bijeenkomst voor belangstellenden in Den Haag.
Yuliia – die al vanaf de oprichting bij de organisatie betrokken is – benadrukte dat het werk niet begon met de invasie van februari vorig jaar, maar dat Vostok SOS al bestaat sinds de Russische agressie op de Krim en in Oost-Oekraïne in 2014. De organisatie begon als een hotline voor slachtoffers van het oorlogsgeweld. “In het begin hadden we weinig medewerkers maar maakten al veel mensen gebruik van de hotline. We hadden geen vaste werktijden maar werkten zo lang als nodig.”
Door de hotline kunnen gewonden met een bus worden geëvacueerd. In urgente situaties worden ze vervolgens per trein naar een ziekenhuis gebracht, bijvoorbeeld in Dnipro. Inmiddels wordt er voor mensen met ziektes en verminderde mobiliteit ook vervoer naar Berlijn geregeld. Volgens Vostok SOS krijgen daar nu rond de 50 Oekraïners medische hulp.
Dat de organisatie nu ook gewonden naar het buitenland kan brengen, symboliseert de enorme groei van zowel het aantal medewerkers als het takenpakket van de organisatie. De nu rond de 300 medewerkers zijn – naast de hotline – ook betrokken bij het onderwijs voor scholen die zich nu in bezet gebied bevinden. In veel gevallen krijgt de organisatie voor elkaar dat leraren kunnen blijven lesgeven door middel van videoverbindingen.
Daarnaast zijn er onder meer psychologen in dienst die hulp verlenen en zet Vostok zich in voor de renovatie van oude gebouwen. Hiermee worden deze gebouwen geschikt gemaakt voor de opvang van immobiele geëvacueerden.
Hoewel Vostok SOS dus al op meerdere terreinen een bijdrage levert aan het helpen van oorlogsslachtoffers, stipten de vertegenwoordigers nog wel enkele andere problemen aan waar de Oekraïense samenleving mee geconfronteerd wordt. Zo vindt Vostok dat er te weinig wordt nagedacht over de hulp die een gebied direct nodig heeft als het wordt bevrijd. Ook is er bijvoorbeeld een tekort aan drinkwater, verkeren opvangplekken vaak in slechte staat en neemt – in gebieden dichtbij het front – het aantal gevallen van rabiës toe door een tekort aan dierenartsen.
Ondanks deze grote lijst aan uitdagingen en het feit dat het overgrote deel van de buitenlandse hulp aan Oekraïne naar het leger gaat, vind Yuliia persoonlijk niet dat de hulp anders verdeeld zou moeten worden. “Het leger blijft het belangrijkst, alleen zij kunnen de Russische agressie tegenhouden die de oorzaak is achter de problemen.”