“Combating terrorism is a human right, a new right that I am adding to human rights in Egypt.” Met deze woorden verdedigt president Sisi van Egypte zijn repressieve beleid. In de aanloop naar de presidentsverkiezingen verslechtert de situatie met de dag. Politieke activisten worden bedreigd, berecht en opgesloten. Een groot deel van hen hangt een jarenlange gevangenisstraf of zelfs de doodstraf boven het hoofd. Sisi voert dit offensieve beleid om naar eigen zeggen het land tegen terrorisme te wapenen. De prijs die hiervoor betaald wordt is hoog, te hoog. De vrijheid van meningsuiting, vereniging en informatie worden keer op keer ingeperkt en elke oppositie wordt de kop ingedrukt.
Het Egyptisch exceptionalisme waarin Sisi gelooft maakt van elk oppositielid een terrorist, plaatst veiligheid boven mensenrechten en vindt de rechtsstaat alleen maar een obstakel in het bereiken van haar doelen. De ruimte voor politieke partijen om zich te organiseren wordt hierdoor marginaal. Op ieder kritisch persbericht volgen represailles en bijeenkomsten kunnen alleen onder toezicht plaatsvinden. De door de overheid gecontroleerde media dienen als een spreekbuis voor het regime en versterken het angstbeeld dat deze vormt. Als gevolg wantrouwt de doorsnee Egyptenaar de oppositie en ziet de president als beschermer.
Niet alleen politieke groepen zijn het doelwit. Daarnaast worden ook studentenverenigingen opgeheven en is het vrijwel onmogelijk voor buitenlandse NGO’s om in het land actief te zijn. Zo is het voor hen verboden om geld naar Egyptische organisaties over te boeken. Ook mogen zij geen conferenties of trainingen organiseren die raken aan politieke onderwerpen. Voor het gemak van het regime wordt daarom alles gepolitiseerd, bijvoorbeeld een onderwerp als klimaatverandering. Het resultaat is een complete drooglegging van elke activiteit.
Aanhangers van Sisi verwerpen de kritiek en stellen dat een harde aanpak nodig is voor de veiligheid van allen, wijzende op de aanwezigheid van de Islamitische Staat (IS) in de Sinaï woestijn en de serie aanslagen op Koptische doelen, de Christelijke minderheid in het land.
Prominente kandidaten trekken zich terug
Bij de aankomende presidentsverkiezingen – de eerste ronde staat gepland voor 26-28 maart – zal er meteen een duidelijke winnaar uit de bus komen. Sisi heeft zich al verzekerd van steun van driekwart van de parlementsleden. Volgens de secretaris-generaal van het Egyptische parlement hebben 464 van de 596 leden zich voor de huidige president uitgesproken.
Weinig prominente tegenkandidaten meldden zich de afgelopen weken en allen hebben zich alweer teruggetrokken. Lange tijd weigerde mensenrechtenadvocaat Khaled Ali om op te geven, maar op 24 januari deed hij dit toch, stellende dat de verkiezingen niet vrij zullen zijn en dat hij tegengewerkt wordt door de kiescommissie. Eerder trokken Sami Anan, een voormalige hoge generaal van het Egyptische leger, de uit ballingschap teruggekeerde oud-premier Ahmed Shafik en de neef van de vermoorde oud-president Anwar Al-Sadat, Mohamed Sadat zich terug uit de race. Anan werd opgepakt, Shafik verklaarde opeens toch niet de juiste persoon te zijn om het land te leiden en Sadat kon geen enkel hotel bereid vinden om zijn persconferenties te organiseren en geen enkele uitgever bereid om zijn flyers te drukken. De voorbeelden illustreren de systematische eliminatie van kandidaten die op enige wijze een bedreiging vormen voor de positie van Sisi.
Precies zeven jaar geleden, op 25 januari 2011, begonnen jongeren vreedzame protesten die uitmondden in het afzetten van president en jarenlange dictator Hosni Mubarak. Miljoenen gingen in Caïro, Alexandrië en andere grote steden de straat op om zich te verzetten tegen corruptie, politiegeweld en de slechte sociaaleconomische omstandigheden. Vandaag zijn zij terug bij af. Het Sisi regime zit stevig in het zadel en een nieuwe Arabische Lente is niet in zicht.
Jaron Liplijn, Foundation Max van der Stoel