Zoek op
Sluit dit zoekvak.

Nederland en OESO-landen proosten zonder Afrika op herziening internationaal belastingsysteem

Op donderdag 17 maart vindt in de Tweede Kamer het commissiedebat Belastingen plaats. Velen van ons voelen de oogleden al zwaarder worden bij het horen van het woord ‘belastingen’ en dat is erg begrijpelijk. Wie zich er echter in verdiept, zal zich realiseren dat het eeuwig zonde is om dit onderwerp te negeren. De herziening van het internationale belastingsysteem staat namelijk op de agenda, iets dat gevolgen heeft voor bijna alle landen op de wereld. Maar deze gevolgen zijn niet voor elk land hetzelfde.

Belastingontwijking is sinds de financiële crisis meer en meer op de internationale publieke en politieke agenda komen te staan. Ook de gevolgen van belastingontwijking voor ontwikkelingslanden, die door het beleid van landen als Nederland jaarlijks miljarden aan belastinginkomsten mislopen, zijn steeds duidelijker in beeld gebracht. Als gevolg van deze ontwikkelingen is de OESO, een samenwerkingsverband van ‘s werelds meest ontwikkelde economieën, op verzoek van de G20 rond 2013 begonnen met het BEPS project. Het doel van dit project, namelijk het tegengaan van belastingontwijking door multinationals, wordt inmiddels door 141 landen nagestreefd binnen het zogenaamde OESO/G20 Inclusive Framework on BEPS (IF). In dit samenwerkingsverband is op 1 juli 2021 de ‘deal van de eeuw’ gesloten waar maar liefst 136 landen zich aan verbonden hebben.

Wat houdt dit historische akkoord in?

In 2020 besloot het IF zich meer te richten op de uitdagingen die de digitale economie met zich mee brengt, ook wel BEPS 2.0 genoemd. BEPS 2.0 bestaat uit twee pijlers, welke ook de basis vormen van het huidige akkoord. De eerste pijler is gericht op het reguleren van de verdeling van winsten en heffingsrechten tussen landen. Hierdoor wordt het mogelijk om winstbelasting te heffen zodra een multinational klanten of gebruikers heeft in een bepaald land, zelfs als het bedrijf daar niet fysiek aanwezig is. De meeste aandacht gaat in de media echter uit naar pijler twee, waarin een wereldwijd minimum tarief van 15 procent winstbelasting voor multinationals overeengekomen is.

Als we de berichtgeving van het ministerie van Financiën moeten geloven, is het tijd om de glazen te heffen en elkaar te feliciteren met een “uniek en historisch” akkoord over “een internationaal belastingsysteem dat past binnen de 21e eeuw. Hoewel het akkoord zeker historisch te noemen is, roept deze jubelstemming ook vragen op: als we de glazen al heffen, met wie proosten we dan eigenlijk?

Afrika proost niet mee

Vanuit ontwikkelingslanden, vooral binnen Afrika, is er veel kritiek op het akkoord. De G20 en vooral de OESO zijn namelijk samenwerkingsverbanden van ontwikkelde economieën. Het is dan ook ronduit opvallend dat dit de instituties zijn die de verantwoordelijkheid krijgen over het herzien van het internationale belastingsysteem. Het is alsof we tabaksfabrikanten laten beslissen over nieuwe accijnzen en verwachten dat zij hierin eerlijk rekening zullen houden met de schadelijke gevolgen van roken. Met dit akkoord wordt de schreeuw van verschillende ontwikkelingslanden om de verantwoordelijkheid bij de Verenigde Naties neer te leggen, in plaats van de OESO of de G20, dus helaas opnieuw genegeerd.

Het gebrek aan betrokkenheid van Afrikaanse landen bij het tot stand komen van de plannen is dan ook terug te zien. Zo hebben de meeste Afrikaanse landen een winstbelasting van tussen de 25 en de 35 procent. Met dit in gedachten heeft The African Tax Administration Forum de OESO in 2020 gewaarschuwd:

“If the minimum effective rate is substantially below these rates, we consider it unlikely to lead to a change in taxpayer behaviour in respect of such profit shifting.”

Kortom, een mondiaal minimumtarief van 15 procent geeft multinationals nog steeds voldoende reden om hun winsten uit Afrika weg te sluizen.

Daar komt nog bij dat de handhaving van deze 15 procent gedaan wordt door middel van de zogenaamde Income Inclusion Rule. Hierdoor ligt het recht om het tekort aan belasting alsnog te heffen in eerste instantie bij het land waarin het hoofdkantoor van de multinational gevestigd is. Het mag geen verrassing zijn dat deze hoofdkantoren voornamelijk gevestigd zijn in de rijkere OESO-landen.

Oog voor positie van ontwikkelingslanden

De beperkte voordelen voor Afrikaanse landen zijn extra schrijnend als men bedenkt dat deze landen relatief meer afhankelijk zijn van winstbelasting dan meer ontwikkelde landen. Zo zijn Afrikaanse landen voor gemiddeld circa 20 procent van hun belastinginkomsten afhankelijk van winstbelasting, terwijl dit in OESO landen gemiddeld onder de 10 procent ligt. Bovendien zou het vergroten van belastinginkomsten voor ontwikkelingslanden een belangrijke stap kunnen zijn om voor de financiering van publieke voorzieningen, zoals bijvoorbeeld gezondheidszorg en onderwijs, minder afhankelijk te worden van ontwikkelingssamenwerking.  

Een duidelijke boodschap dus aan Tweede Kamerleden: spreek je in een vroeg stadium van beleidsvorming uit over de mogelijke negatieve gevolgen voor ontwikkelingslanden, want als ze dit zelf doen wordt er nauwelijks geluisterd! Voor nu laten we de glazen dus ook nog maar even staan.

Update – 30-03-2022

We zijn nu twee weken verder. Het akkoord is inmiddels door 137 landen ondertekend en uiteraard ligt het commissiedebat achter ons. Degenen die het debat speciaal voor dit onderwerp hebben gevolgd, hebben veel geduld moeten opbrengen. Door de grote hoeveelheid onderwerpen op de agenda is dit akkoord helaas nauwelijks aan de orde gekomen.

Toch betaalde dat geduld zich uiteindelijk uit toen Tom van der Lee (GroenLinks) de staatssecretaris wees op het feit dat dit akkoord voor ontwikkelingslanden negatief kan uitpakken. Van der Lee vraagt uiteindelijk of Nederland zich hard wil maken voor het betrekken van ontwikkelingslanden bij toekomstige onderhandelingen, bijvoorbeeld in VN verband. Het antwoord van de staatssecretaris, namelijk dat ontwikkelingslanden bij het Inclusive Framework wel degelijk aan tafel zitten, is frustrerend. Dit antwoord klopt namelijk feitelijk gezien, maar vertelt niet de hele waarheid. De herziening van het internationale belastingsysteem werd geïnitieerd door de OESO en de G20. Andere landen, waaronder ontwikkelingslanden, zijn pas in een later stadium van de onderhandelingen op voorwaardelijke basis betrokken. Dit zal erkend moeten worden, want zolang dit niet gebeurt zal er weinig veranderen.

 

Afbeelding: GotCredit