Zoek op
Sluit dit zoekvak.

Europa wil dat bedrijven mens en milieu beschermen, maar ligt Duitsland vandaag dwars?

Duitsland vertraagt voortdurend de definitieve goedkeuring van de Europese zorgplichtwet, terwijl er een uitonderhandelde overeenkomst ligt. Kritiek en verontwaardiging in Brussel over het ongebruikelijke gedraai. Het wetsvoorstel uit de koker van PvdA-Europarlementariër Lara Wolters moet Europese bedrijven verplichten mensenrechtenschendingen en schade aan het milieu binnen hun waardenketen te voorkomen. Een belangrijke stap binnen de Europese Unie, die bovendien verwelkomd wordt door een groot deel van het Europese bedrijfsleven.

Het wetsvoorstel voor de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) valt binnen het bredere kader van ‘Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen’ (IMVO), waarbij van bedrijven wordt verwacht dat ze in hun bedrijfsvoering rekening houden met mensenrechten, arbeidsomstandigheden, het milieu en klimaat. In een tijd waarin de grootste multinationals der aarde qua omzet niet onderdoen voor het BNP van sommige landen, lijkt het kortzichtig en achterhaald om alleen regeringen te verplichten mensenrechten te respecteren en het milieu en klimaat niet te schaden.

“Verantwoordelijkheid bedrijven gaat verder”

Dat is precies wat het wetsvoorstel probeert te bewerkstelligen: het verplicht grote Europese bedrijven de risico’s in hun waardenketen op mensenrechtenschendingen of schade aan het milieu in kaart te brengen, en die vervolgens zo goed mogelijk te voorkomen of te verminderen. Indien ze niet aan deze inspanningsverplichting voldoen, creëert de CSDDD de mogelijkheid tot juridische aansprakelijkheid. Met name dat laatste aspect, de mogelijke gang naar de rechter, is nieuw. In 2022 diende PvdA-Europarlementariër Lara Wolters het wetsvoorstel in om ook op Europees niveau ‘due dilligence wetgeving’ voor bedrijven te maken. Zo verklaart Wolters via de telefoon: ‘De tijd dat bedrijven kunnen concurreren op mensenrechten en klimaat moet maar eens voorbij zijn. Ze maken deel uit van de samenleving en hebben daarmee een verantwoordelijkheid die verder gaat dan alleen hun eigen werknemers’.

Plotselinge liberale tegen-lobby
Twee jaar later is dit uitgemond in het wetvoorstel dat nu bij de Raad van de EU – waar ministers van de 27 lidstaten bijeenkomen– op tafel ligt. Door voorstanders zwaarbevochten, door tegenstanders flink afgezwakt, maar het voorliggende wetsvoorstel leek in Europa op brede steun te kunnen rekenen. Het Europese Parlement, de Commissie en de Raad zijn immers in verschillende onderhandelingsstadia alle drie meerdere keren langs het wetsvoorstel gegaan, waartoe een uiteindelijk akkoord tussen de drie was bereikt. Daarmee leek de laatste goedkeuring van de Raad eigenlijk slechts een formaliteit. Afgelopen weken bleek dat toch anders, een onverwacht harde lobby vanuit Duitsland steekt de kop op. De Duits liberale regeringspartij FDP keert zich plotseling fel tegen het wetsvoorstel.

“Duitsland gedraagt zich in de EU als een woedende peuter”

Volgens de FDP moet de EU vooral niet vallen voor nog meer regeldruk voor bedrijven. De partij waarschuwt voor een onredelijk grote bureaucratische druk voor bedrijven en een onzeker risico tot juridische aansprakelijkheid. Het lijkt te passen in een bredere trend waarin Europese fracties in de aanloop naar de Europese verkiezingen zich steeds conservatiever opstellen. Bezwijkend onder de dreigende druk dat de Europese kiezer wat conservatiever lijkt te worden, is het verschillende Europese partijen er plots alles aan gelegen om zich jegens de EU toch maar zo kritisch mogelijk op te stellen.

De interne regels in Duitsland schrijven voor dat Duitsland alleen een goedkeuring geeft binnen de Raad als de Duitse regering daar unaniem achterstaat. Daarmee kan het zo zijn dat het dwarsliggen van twee FDP-ministers ervoor zorgt dat Duitsland haar goedkeuring voor de wet niet kan geven; in Duitsland leidt het tot grote spanningen met de sociaaldemocratische regeringspartij SPD van bondskanselier Scholz, en buiten Europa tot verdeeldheid en scheve gezichten. In reactie op de Duitse draai beginnen ook andere Europese lidstaten terug te krabbelen, zo zegt Italië alleen in te stemmen als Duitsland dat ook doet. Wolters vergelijkt Duitsland tegenover de NOS met een woedende peuter, die zich wederom op Europees niveau een onbetrouwbare partner toont.

Due diligence voor bedrijven
Het belang van de komst van de nieuwe wet mag duidelijk zijn. David Ollivier de Leth, werkzaam bij MVO Platform, dat zich binnen Nederland inzet voor betere IMVO-wetgeving: ‘Er is op dit moment een groot probleem met de manier waarop er in de wereld wordt geproduceerd. Te vaak gaat dit nog gepaard met misstanden in de productieketen, zoals erbarmelijke arbeidsomstandigheden, kinderarbeid, onteigening van land of het verwoesten van milieu en klimaat. Er is voor bedrijven op dit moment geen juridische verplichting om iets aan deze misstanden in hun waardeketen te doen. Dit maakt dat het produceren van deze goederen inclusief alle bijkomende misstanden eigenlijk nog steeds de norm is.’

“Misstanden in de productieketen zijn op dit moment eigenlijk de norm”

De invoering van CSDDD-wetgeving moet iets aan deze norm veranderen. De CSDDD roept een zorgplicht (‘due diligence’ in het Engels) voor bedrijven in het leven. Dit houdt in dat bedrijven preventief de risico’s in hun gehele waardenketen op mensenrechtenschendingen en milieu- en klimaatschade in kaart moeten brengen, en vervolgens verplicht zijn om alles eraan te doen wat in de redelijkheid binnen hun macht ligt om deze risico’s te verminderen. Wolters noemt het ook wel de ‘anti-wegkijk-wet’.

Daarmee wordt de bedrijfsvoering van Europese ondernemingen zowel binnen de Europese als buiten de Europese landsgrenzen gereguleerd. Zo is de Rana Plaza-fabrieksramp in Bangladesh uit 2013 een aanjager geweest voor de roep om juridisch bindende IMVO-wetgeving. Het instorten van de kledingfabriek waarin kleding werd gemaakt voor westerse kledingmerken werd gezien als hét voorbeeld van misstanden in het globale zuiden ten faveure van de winsten voor het westen. Maar er zijn voorbeelden te over: denk aan de Spaanse tomatenplukkerij waarbij tienduizenden Afrikaanse arbeidsmigranten worden uitgebuit en waarvan de tomaten in Duitse en Nederlandse supermarkten terecht komen, de batterijen in onze telefoons die worden gemaakt met kobalt uit Congo– waarbij kinderarbeid niet ongebruikelijk is – en met lithium uit Argentinië, waar de mijnbouw het milieu aantast. Dit zijn allemaal misstanden die met de komst van de CSDDD worden beoogd te voorkomen.

Op internationaal niveau bestaan er wel al twee juridische kaders waarbij er een dergelijke ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’ verplichting op bedrijven wordt gevestigd: de OESO-richtlijn en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights; beide bevatten ambitieuze richtlijnen voor bedrijven op het gebied van mensenrechten en klimaat. Ze hebben echter als manke dat ze niet juridisch afdwingbaar zijn. In juridische taal: de OESO-richtlijnen en UN Guiding Principles zijn soft law, de CSDDD wordt hard law. Dit betekent dat de normen uit de OESO-richtlijnen en UN Guiding Principles niet voor de rechter kunnen worden afgedwongen, terwijl bedrijven onder de CSDDD wel voor de rechter juridisch aansprakelijk kunnen worden gesteld als zij zich niet houden aan hun zorgplicht. Dit is een cruciaal verschil, zonder juridische tanden blijven IMVO-normen toch te veel vage doelstellingen voor bedrijven, waaraan in de praktijk weinig daadwerkelijk wordt gedaan.

“Er bestonden veel fabeltjes over het wetsvoorstel”

De wet
Het oorspronkelijke wetsvoorstel van Wolters poogde de OESO-richtlijnen praktisch over te nemen en te implementeren op Europees niveau, maar dan als hard law. De OESO-richtlijnen zijn een stuk alomvattender dan het uiteindelijke Europese wetsvoorstel. Maar vier jaar aan Europese onderhandelingen heeft het wetsvoorstel flink afgezwakt. Volgens Wolters bestonden er veel fabeltjes over het wetsvoorstel. Zo waren bedrijven bang dat ze constant voor politieagent binnen hun waardenketen moesten gaan spelen. Dat is niet waar, ‘ze moeten doen wat redelijk mogelijk is’, aldus Wolters. Ze vervolgt: ‘Zo was de directeur van Boskalis bang dat hij direct het gevang in zou moeten als er zich een misstand zou voordoen na de inwerkingtreding van de CSDDD’. Om aan de angst voor deze fabeltjes tegemoet te komen, is het uiteindelijke wetsvoorstel minder krachtig dan dat de oorspronkelijke insteek van team-Wolters was. Desondanks noemt Wolters de CSDDD een mogelijk grote mijlpaal voor hoe er binnen Europa wordt ondernomen.

Maar wat moeten bedrijven die vallen binnen de kaders van de CSDDD nou precies doen en waar zijn ze verantwoordelijk voor? De CSDDD verplicht bedrijven om risico’s op mensenrechtenschendingen en milieuverontreiniging in kaar te brengen in hun gehele waardenketen, zowel upstream (alles wat met het product gebeurt voordat het bij het bedrijf terecht komt) als downstream (alles wat hierna met het product gebeurt). Het wetsvoorstel bevat een lange lijst met mensenrechten- en milieubepalingen waarvan bedrijven al het redelijk mogelijke eraan moeten doen om te voorkomen dat ze in hun waardenketen worden geschonden. Lukt dat niet, dan zijn ze verplicht de schade te verminderen. Indien bedrijven niet alles wat binnen de redelijkheid valt eraan hebben gedaan om schade te voorkomen of te verminderen, dan kunnen bedrijven enkel aansprakelijk worden gesteld voor ‘direct harm’, waarmee wordt bedoeld de schade die het zelf heeft veroorzaakt, of waar het bedrijf direct bij betrokken is.

Dit geldt enkel voor schade aan mensenrechten en het milieu. Voor schade aan het klimaat kunnen ondernemingen op grond van de CSDDD in principe niet direct aansprakelijk worden gesteld. Tenzij de klimaatschade direct schade aan mensenrechten of het milieu berokkend. Over het klimaat zegt de CSDDD enkel dat bedrijven verplicht zijn een klimaatplan in lijn met het Klimaatakkoord van Parijs op te stellen. Op het zichtbaar niet naleven van deze klimaatinspanning kunnen bestuurders volgens deze wet wel in hun prestatiebonus worden aangesproken. Kortom, volgens Ollivier de Leth zorgt de CSDDD-wet niet automatisch voor juridische aansprakelijkheid bij elke vorm van schade aan milieu of mensenrechten, maar regelt het wel dat bedrijven niet meer kunnen zeggen ‘hier doen we niks meer aan’.

 

Tijger met of tijger zonder tanden?
Verschillende maatschappelijke organisaties hebben hun onvrede geuit over het uiteindelijk afgezwakte wetsvoorstel. Al eerder waarschuwde Wolters dat het wetsvoorstel absoluut geen tandeloze tijger mag worden. Volgens Oxfam Novib dekt het wetsvoorstel slechts 1 à 2% van de bedrijven in de EU. De Nederlandse organisatie Schone Kleren Campagne, die zich inzet voor betere arbeidsomstandigheden in de kledingindustrie, benadrukt in haar rapport het belang van een brede Europese zorgplicht. Hoewel de kleding- en textielindustrie is aangemerkt als een hoge risicosector (met een verlaagde CSDDD-drempel), valt volgens het rapport 98,9% van alle kleding- en textielbedrijven in de EU buiten de wet. Toch zijn deze bedrijven samen verantwoordelijk voor een aandeel van 55,9% van de gehele Europese sector. Kortom, de bedrijven die buiten de CSDDD vallen hebben een groot aandeel in de gehele waardeketen van de kleding- en textielindustrie. Het rapport benadrukt dat misstanden zich binnen de gehele sector voordoen en dat het gebrek aan transparantie vaak toeneemt naarmate bedrijven kleiner worden.

Toch is het weinig productief om het wetsvoorstel dat nu bij de Raad op de plank ligt alleen maar kritisch te benaderen. Allereerst moet het gezien worden als een eerste en grote stap richting de mogelijkheid tot het aansprakelijk houden van ondernemingen voor misstanden in hun waardenketen. Volgens Milieudefensie jurist Janneke Bazelmans zorgt de zorgplicht die volgens de CSDDD op grote bedrijven rust ervoor dat ook kleinere bedrijven meer transparantie moeten verschaffen in hun manier van produceren, want alleen zo kunnen de grote bedrijven een volledig sluitende risicoanalyse van hun waardenketen maken. ‘Het gaat om een nodige systeemverandering van de grote bedrijven, die moeten om, want dan gaat de rest ook’, aldus Bazelmans. Bazelmans benadrukt hierbij het belang van overkoepelende IMVO-wetgeving, zoals de CSDDD, naast de klimaatrechtszaken die worden gevoerd tegen grote bedrijven, onder meer door organisaties zoals Milieudefensie. IMVO-wetgeving creëert namelijk een duidelijk web aan geldende regels. Dit in tegenstelling tot diverse mensenrechten- en klimaatrechtszaken tegen bedrijven, waarbij de onderliggende regels voor bedrijven altijd toch onduidelijk zijn en waarvan niet zeker is of de uitkomst ook geldt voor ondernemingen die niet partij waren bij de rechtszaak.

“Rond de Europese verkiezingen gaat het meer over politiek en minder om de inhoud”

De roep om duidelijkheid is voor een grote groep Europese bedrijven de redenen om de Europese zorgplichtwet te steunen. Bedrijven als ALDI, Nestlé, Adidas en ABN-AMRO hebben in 2020 een statement naar buiten gebracht waarin ze de EU oproepen het wetsvoorstel voort te zetten. De Europese wet creëert namelijk een gelijk speelveld voor Europese bedrijven; de bedrijven verklaren zelf al stappen te nemen om de richtlijnen uit de OESO en de UN Guiding Principles te implementeren, maar spreken hun wens uit dat meer bedrijven hun impact op mensenrechten en het milieu in kaart brengen. Met dit in gedachte wordt het dwarsliggen van de Duitse liberalen toch wel extra frappant. Want hoe vaak gebeurt het nou dat er zowel iets goeds gedaan kan worden voor bedrijven als voor mensenrechten en klimaat? Om met de woorden van Wolters af te sluiten: ‘Naar aanloop van de Europese verkiezingen gaat het in Europa meer over politiek en profileren en minder om de inhoud’.