‘De EU moet niet meer met twee maten meten’ – Interview met Marit Maij over de crisis in de DRC

Bron: Daniel Buuma – Getty Images

Op 21 maart organiseert de Foundation Max van der Stoel een politiek café over de crisis in de Democratische Republiek Congo (DRC). De situatie in de DRC verslechtert snel: in het oosten van het land escaleert het geweld, met grootschalige mensenrechtenschendingen en het systematisch gebruiken van seksueel geweld als oorlogswapen. De stad Goma, met bijna twee miljoen inwoners, is eind januari ingenomen door de Rwanda gesteunde rebellenbeweging M23. De bloedige gevechten tussen M23 en het Congolese leger hebben voor zeker drieduizend doden gezorgd. Tegelijkertijd blijft de rol van Europa in het conflict tegenstrijdig: de EU is een van de grootste humanitaire donoren aan de DRC, maar onderhoudt tegelijkertijd economische en militaire banden met Rwanda, een belangrijke speler in het conflict. Hoe moet Europa haar rol heroverwegen? En hoe kunnen we toewerken naar een beter beleid rondom het conflict? Wij spraken met Europarlementariër Marit Maij (GroenLinks-PvdA), die zich inzet voor een eerlijker Europees beleid.

Een dubbele rol voor Europa

Hoewel de EU een cruciale rol speelt in humanitaire hulpverlening, is dat volgens Maij slechts één kant van het verhaal. Europa is sterk afhankelijk van grondstoffen uit de regio, zoals coltan en kobalt, die essentieel zijn voor moderne technologie en onze groene transitie. De manier waarop wordt gehandeld in deze grondstoffen draagt echter bij aan de instabiliteit in de DRC, omdat landen als Rwanda hier direct van profiteren en het buurland, dat deze grondstoffen voor een deel illegaal uit de DRC haalt, hiermee handelt. De inkomsten uit deze grondstoffenhandel en de financiële steun van de EU aan het Rwandese leger versterken gewapende groepen zoals M23, die in Oost-Congo verantwoordelijk worden gehouden voor ernstige mensenrechtenschendingen.

Volgens Maij moet de EU kritisch naar haar eigen rol in het conflict kijken en ‘niet meer met twee maten meten.’ Ook vindt ze dat we moeten stoppen met het sluiten van overeenkomsten met Rwanda, waarvan de precieze inhoud onduidelijk blijft. De afspraken die tussen de Europese Commissie en Rwanda zijn gemaakt over grondstoffenhandel, vastgelegd in een Memorandum of Understanding (MOU), roepen vragen op over de mate van transparantie. ‘We weten simpelweg niet precies wat er afgesproken is,’ benadrukt ze. Daarom pleit ze voor een opschorting van de samenwerking met en steun aan Rwanda zolang het land actief betrokken is bij het conflict in de DRC. ‘Rwanda is namelijk schuldig aan het maken van oorlogsmisdaden, specifiek ook tegen vrouwen en meisjes. Verkrachting wordt ingezet als oorlogswapen om gemeenschappen te ontwrichten en de levens van inwoners te verwoesten. Tegen deze daders moeten sancties komen,’ stelt Maij.

Economische belangen en politieke afwegingen

Binnen het Europees Parlement is er veel steun voor het veroordelen van mensenrechtenschendingen en het opleggen van sancties tegen Rwanda. Toch blijkt het in de praktijk ingewikkelder. Wanneer het debat verschuift naar de economische gevolgen – zoals de impact op de grondstoffenhandel – zijn er ook parlementariërs die terughoudender worden. Desalniettemin is de door Maij onderhandelde resolutie bij het Europees Parlement over het toenemende geweld in de DRC aangenomen, wat een belangrijke eerste stap is richting een eerlijker Europees beleid. In de resolutie staat onder andere dat de EU de bezetting van de Oost-Congolese gebieden moet veroordelen en dat de samenwerking hoe die er nu uitziet met Rwanda over de grondstoffen moet stoppen.

Een deel van de oplossing ligt volgens Maij in het anders organiseren van de mijnbouw en handel in de regio. ‘Waarom gaan we niet nadenken over hoe we dat wel netjes en transparant kunnen doen? En dan op zo’n manier dat er geen schade is aan het milieu en dat mensenrechten niet worden geschonden, dat is mogelijk’, zegt Maij. Dat betekent niet alleen strengere regelgeving en meer openheid, maar vooral ook een andere manier van samenwerken met Afrikaanse landen. In plaats van enkel deals te sluiten met regeringsleiders en multinationals, moeten ook lokale gemeenschappen inspraak krijgen in de vormgeving van economische activiteiten. Maij vindt dat ‘we moeten zorgen dat maatschappelijke organisaties en vrouwenorganisaties hierin een rol krijgen en meepraten.’ Op dit moment zijn de machtsverhoudingen te scheef en wordt er te weinig rekening gehouden met de mensen die daadwerkelijk in de mijnbouwregio’s wonen en werken.

Soedan en de bredere problematiek

Naast het conflict in de DRC wijst Maij ook op de bredere problematiek in de regio. Ook in Soedan vinden grootschalige mensenrechtenschendingen plaats, waaronder het systematisch inzetten van seksueel geweld als oorlogswapen. Net als in Congo spelen hier economische belangen een rol: goud uit Soedan wordt via de Verenigd Arabische Emiraten naar Europa verhandeld en belandt uiteindelijk in de smartphones en elektronische apparaten die in het dagelijks leven onmisbaar zijn. Maij benadrukt dat de Europese afhankelijkheid van deze grondstoffen niet genegeerd kan worden in de discussie over mensenrechten en conflictbeheersing.

Volgens Maij heeft Europa twee verantwoordelijkheden: ‘het ruimhartig ondersteunen van de door het conflict getroffen bevolking en tegelijkertijd kritisch kijken naar onze eigen rol daarin.’ Maij stelt dat zonder deze zelfreflectie en structurele verandering de EU haar geloofwaardigheid als voorvechter van mensenrechten en vrede verliest.

Op 25 maart vindt er in Nederland een commissiedebat plaats over zowel de crisis in de DRC als Soedan. Dit debat is een belangrijk moment om ook de Nederlandse rol in deze conflicten onder de loep te nemen. Hoe kan Nederland bijdragen aan een duurzamer en eerlijker beleid binnen de EU en welke stappen moeten er gezet worden om economische belangen niet langer boven mensenrechten te laten gaan? De uitkomst van dit debat kan richting geven aan de Nederlandse inzet in Europa en een kritischer geluid laten horen over de betrokkenheid van de EU in deze conflicten.