Op 16 februari schreef Griekenland geschiedenis door als eerste orthodoxe land het huwelijk voor paren van hetzelfde geslacht open te stellen. Wat is de impact van deze baanbrekende stap op de Balkan? We interviewden Christos Papagiannis – directeur van het Social Change Institute Eteron – en Dajana Bakić – voorzitter van Rainbow Rose en onderdeel van het Sarajevo Open Centre, een organisatie voor LGBTI+ gelijkheid.
Op 16 februari werd een belangrijke mijlpaal bereikt voor de LGBTI+ gemeenschap toen Griekenland het eerste Zuidoost-Europese land werd dat het huwelijk officieel openstelde voor koppels van hetzelfde geslacht. Het Griekse parlement keurde een veelomvattend wetsvoorstel goed dat niet alleen het huwelijk openstelt, maar ook adoptie toestaat en gelijke ouderlijke rechten toekent aan paren van hetzelfde geslacht. Met 176 van de 300 stemmen betekent het wetsvoorstel een monumentale verschuiving in het Griekse sociaal-politieke landschap. Ondanks deze vooruitgang is Griekenland de 16e lidstaat van de Europese Unie die het homohuwelijk legaliseert en wordt het geconfronteerd met aanzienlijke tegenstand, voornamelijk van de christelijk-orthodoxe gemeenschap. Als gevolg hiervan heeft de aanname van het wetsvoorstel verdeeldheid gezaaid in het land, zoals blijkt uit protesten van aanhangers van de Grieks-christelijk-orthodoxe gemeenschap in Athene. Desondanks is Griekenland nu het eerste land met een christelijk-orthodoxe meerderheid dat het homohuwelijk toestaat.
Als eerste land in Zuidoost-Europa en met een christelijk-orthodoxe meerderheid dat het homohuwelijk legaliseert, kun je je afvragen wat de mogelijke gevolgen van de goedkeuring van dit wetsvoorstel zijn voor andere landen in Zuidoost-Europa of andere landen met een grote christelijk-orthodoxe gemeenschap. Welke invloed kan deze Griekse mijlpaal op de regio hebben? We spraken met Christos Papagiannis, directeur van Research and Social Change Institute Eteron, uit Griekenland en Dajana Bakić, voorzitter van Rainbow Rose, uit Bosnië en Herzegovina, om meer te weten te komen.
“Een grote stap voor de Balkan”
Christos Papagiannis beschrijft de ontwikkelingen in Griekenland als “een grote stap voor de Balkanregio”. Hij benadrukt een onderscheid tussen generaties: “Ik denk dat we kunnen zien dat jongere generaties veel liberaler zijn dan de oudere als het gaat om postmaterialistische kwesties zoals LGBT+ rechten.” Hoewel het een signaal is voor de bredere regio en meer Balkanlanden in de voetsporen van Griekenland kunnen treden, “is het veranderen van de samenleving een lang proces”, benadrukt Christos. “We moeten in gedachten houden dat Griekenland ook een land is dat al vele jaren deel uitmaakt van de Europese Unie en dit vormt ook de Griekse samenleving.”
Dajana Bakić deelt dit positieve gevoel over de mogelijke invloed op de regio: “Griekenland is zeker een voorbeeld voor de regio. Het feit dat het mogelijk is in een orthodox land met een conservatieve regering – dat kan ons helpen om besluitvormers hier te stimuleren om het op de agenda te zetten.” Dajana erkent echter dat we zeker nog niet kunnen spreken van een rimpeleffect dat door de regio trekt. “Vooral omdat er hier in Bosnië en Herzegovina geen sterke reactie was van politici of de media.”
“Een wet is een belangrijke stap, maar is niet direct gekoppeld aan het gedrag van mensen”
Hoewel deze wet een belangrijke mijlpaal is in de richting van LGBTI+ acceptatie, benadrukken beiden hoe veel er nog moet gebeuren. Papagiannis verklaarde: “Sommige rechten zijn nog niet opgelost. Zoals het recht op medische voortplanting, dat toegankelijk is voor hetero koppels maar niet voor koppels van hetzelfde geslacht. Dit moet de komende jaren nog worden opgelost.”
Hij beschrijft ook andere problemen waar de Griekse LGBTI+ gemeenschap mee te maken heeft: “Er is nog steeds transfobie in Griekenland. Transgender mensen in Griekenland hebben niet dezelfde toegang tot banen en onderwijs als andere mensen. We hebben ook positieve rolmodellen nodig om transfobie in Griekenland te bestrijden. Daarom moeten politieke partijen diversiteit aanmoedigen en hun interne structuren inclusiever maken.”
Een ander belangrijk probleem is het verzet van de orthodoxe kerk, dat in verschillende Balkanlanden voorkomt. Bakić noemt het voorbeeld van Servië, waar “de Servisch-orthodoxe kerk elke Belgrade Pride een tegen-evenement organiseert. De politiek in de regio wordt sterk beïnvloed door de religieuze gemeenschappen. Zij hebben regelmatig ontmoetingen met hooggeplaatste politici. En burgers vertrouwen de religieuze leiders.”
“Als je lid wordt van een sociaaldemocratische partij, is er geen discussie over de vraag of je LGBTI-rechten moet steunen”
Ondanks dat de meerderheid van het parlement voor de legalisering van het homohuwelijk in Griekenland stemde, waren er ook vele stemmen tegen. “Binnen elke partij waren er mensen die vóór stemden, én mensen die tegen stemden. Dus de partijen zelf waren intern verdeeld, net zoals de samenleving verdeeld is,” zei Papagiannis.
Hoewel de sociaaldemocratische partij PASOK de wet officieel steunde en de meerderheid van de sociaaldemocratische parlementsleden voor stemde, onthield een derde zich toch van stemming. Bakić ziet dat LGBTI-kwesties soms een taboe blijven, ook in progressieve kringen. “Ik maak me zorgen omdat leden van onze sociaaldemocratische familie niet helemaal trouw zijn aan onze fundamentele waarden en principes.” Daaraan toevoegend dat “als je lid wordt van een sociaaldemocratische partij, er volgens mij geen discussie is over de vraag of je LGBTI+-rechten moet steunen.”
Er is nog een lange weg te gaan als het gaat om LGBTI+ inclusie en het is belangrijk om regionale activisten en organisaties die opkomen voor LGBTI+ rechten te blijven steunen. Bakić: “We moeten de beleidsmakers bedanken die voor de wet hebben gestemd, maar de meeste vooruitgang in de regio wordt geboekt door LGBTI+ activisten. Ze werken onvermoeibaar, ze werken rechtstreeks met de gemeenschappen, ze doen onderzoek en ze zetten besluitvormers aan tot verandering. Veel positieve vooruitgang en veranderingen gebeuren dankzij activisten. Ik geloof altijd dat we op hun schouders staan. Beleidsmakers moeten worden bedankt, maar ik wil het dagelijkse werk van de activisten prijzen.”
Met medewerking van Jarne van der Poel