Zoek op
Sluit dit zoekvak.

Waar blijft de aandacht voor Congo?

Recentelijk ontstond er een virale internettrend toen meer dan 50 miljoen Instagram-gebruikers een afbeelding met de tekst ‘All eyes on Rafah’ deelden. Al snel verschenen er ook andere ‘All eyes on …’ afbeeldingen, zoals ‘All eyes on Sudan,’ maar vaak ook ‘All eyes on Congo.’ Deze trend weerspiegelt een bredere stimulans die de oorlog in Gaza heeft gegeven voor aandacht aan conflicten elders in het mondiale Zuiden. Desondanks richten traditionele media en politiek zich in wisselende mate op deze niet-westerse conflictgebieden buiten Gaza, waardoor de algemene kennis over deze conflicten vaak beperkt blijft. In dit artikel bespreken we de oorlog in het oosten van de Democratische Republiek Congo (DRC) en waarom het terecht is dat hier meer aandacht aan wordt besteed. 

Achtergrond: de Congo Crisis, Mobutu, en de Congolese Burgeroorlogen 

De instabiliteit in de DRC heeft diepe historische wortels. Het grondstofrijke gebied heeft te maken gehad met extreem wrede uitbuiting als gevolg van Europees imperialisme en kolonialisme. Formele dekolonisatie in 1960 maakte allesbehalve een eind aan deze instabiliteit. Toen begon namelijk de gewelddadige en zeer dodelijke ‘Congo Crisis’, die tot 1965 duurde. Deze crisis ontstond doordat het Westen de winst van mijnbouw in de DRC uit handen weigerde te geven. Na jaren van onrust werd in 1965 de macht uiteindelijk, met steun van het Westen, overgenomen door de dictator Mobutu Sese Seko, die de DRC tevens hernoemde naar ‘Zaïre’. 

De dictatuur van Mobutu werd gekenmerkt door repressie en meerdere couppogingen, die het Westen bloedig hielp neer te slaan. Uiteindelijk was het de Rwandese Genocide die het elastiek deed klappen voor Mobutu’s heerschappij. Ook dit conflict in Rwanda, waarmee de DRC in het oosten grenst, valt te verklaren als een gevolg van westers kolonialisme: Onder het motto van ‘verdeel en heers’, slaagde België erin om de sociaal-economische verschillen tussen etnische groepen, specifiek tussen de Hutu en Tutsi, te vergroten en laten escaleren. 

Zodra, na de formele dekolonisatie van Rwanda, de Hutu aan de macht kwamen, vluchtten veel Tutsi naar het oosten van toenmalig Zaïre. Nadat extremistische Hutu in 1994 een genocide pleegden op gematigde Hutu en Tutsi, begonnen ook veel Hutu die medeplichtig waren aan de genocide naar het oosten van Zaïre te vluchten. Dit deden zij uit angst voor vervolging in Rwanda, dat na een vredesakkoord in handen kwam van de Tutsi. Mobutu verwelkomde deze gevluchte Hutu met open armen, en stond hen zelfs toe om militaire en politieke basissen in het oosten te vestigen, een regio zeer rijk aan grondstoffen en mijnen. 

Deze Hutu begonnen echter Tutsi in het oosten van Zaïre en over de grens aan te vallen en te vermoorden, waarop Rwanda reageerde door militaire hulp voor de Tutsi te sturen. Dit leidde van 1996 tot 1997 tot een grootschalig conflict, genaamd de Eerste Congolese Burgeroorlog, of de Eerste Afrikaanse Wereldoorlog. Rwanda werkte militair samen met geallieerde landen (Uganda, Eritrea, Angola, en Burundi), Tutsi rebellengroepen in Zaïre, en andere Zaïrese oppositiebewegingen om Mobutu omver te werpen. Laurent Kabila, een oppositieleider, greep hierna de macht en hernoemde Zaïre weer naar de DRC. 

Onder Kabila bleven de spanningen met de Tutsi voortbestaan: Kabila bleef, net als voorganger Mobutu, de Hutu in de DRC steunen – ook in hun strijd tegen de Tutsi en Rwanda. Dit gebeurde omdat de Rwandese troepen Hutu afslachtten, Tutsi met geweld probeerden te repatriëeren, en controle over mijnen overnamen. Dit leidde van 1998 tot 2003 tot de Tweede Congolese Burgeroorlog, waarin Rwanda en de DRC samen met hun bondgenoten tegen elkaar vochten. Hierbij raakte ook een grootschalige VN-vredesmissie genaamd MONUSCO betrokken. De oorlog, die uiteindelijk voor een groot deel draaide om controle over het mineraalrijke oosten van de DRC, staat bekend als het dodelijkste wereldwijde conflict sinds de Tweede Wereldoorlog. Ondanks een formeel vredesakkoord dat Rwanda verzocht om te vertrekken en een officieel einde maakte aan de oorlog, zijn de etnische patronen van het conflict en het geweld nooit echt verdwenen. 

Spanningen tussen zowel de DRC en Rwanda als tussen de DRC en etnische Tutsi in eigen land bleven voortbestaan. Als één van de pogingen tot verzoening werd een Tutsi rebellengroep opgenomen in het Congolese leger. De groep klaagde echter over slechte behandeling, stapte uit het leger en opereerde verder onder de naam ‘M23’ met als motto het opkomen voor Tutsi binnen de DRC. In 2012 lanceerden ze hun eerste offensief in het oosten van Congo, waarna ze uiteindelijk werden verslagen.

Ontwikkelingen van de afgelopen jaren 

Waarom dan nu de “Eyes on Congo”? Sinds het einde van 2021 is M23 opnieuw krachtig opgedoken door steeds meer grondgebied in de oostelijke Noord-Kivu regio, en haar rijke mijnen, in beslag te nemen. De gewelddadige rebellengroep strijdt hierbij tegen het Congolese leger en diens bondgenoten, waaronder Hutu. Inmiddels zijn er meer dan 200 gewapende rebellengroepen actief in de DRC. 

Een ander patroon dat voortduurt, is de militaire betrokkenheid van Rwanda, dat niet alleen een hoge mate van steun aan M23 biedt, maar ook met eigen troepen in de DRC aanwezig is. Rwanda beschuldigt de DRC ervan steun te verlenen aan gewapende Hutu-groepen die medeplichtig zijn aan de Rwandese genocide en nog steeds een bedreiging vormen voor de Rwandese regering. Een belangrijke stimulans voor Rwanda is echter vooral de winst die voortvloeit uit controle over de mineraalrijke oostelijke regio. 

De oostelijke regio van de DRC is zeer rijk aan kobalt, koper en coltan, wat erg winstgevend is. Deze mineralen worden door de ‘groene energierevolutie’ in toenemende mate gebruikt voor elektrische voertuigen en gadgets. Deze winst wordt niet alleen gebruikt om het conflict te financieren, maar biedt ook een enorme prikkel voor rivaliserende groepen om controle over deze regio te ambiëren. Zodra mijnen echter in bezit komen van rebellengroepen, met name M23, worden burgers, waaronder kinderen, vaak gedwongen om onder zeer slechte, en soms zelfs dodelijke omstandigheden in deze mijnen te werken. Wanneer zij weigeren, wordt dit vaak bestraft met mishandeling, verkrachting en zelfs moord. Op deze manier heeft de oorlog een extreem hoog aantal vluchtelingen veroorzaakt.

De pogingen van de Congolese regering om het conflict te verhelpen zijn dusver onsuccesvol gebleken. Niet alleen is de VN-missie MONUSCO momenteel bezig met haar terugtrekking als gevolg van ineffectiviteit, maar ook de soldaten van een regionaal Oost-Afrikaans blok die hiervoor in de plaats kwamen zijn teruggestuurd. Als gevolg zijn soldaten uit Zuid-Afrikaanse landen opgeroepen om vrede te herstellen, maar ook deze missie lijkt onsuccesvol. 

Deze gefaalde pogingen hebben ernstige gevolgen gehad voor het vertrouwen in Congolese politici: het draagt niet bij aan een imago van stabiliteit wanneer een overheid geen controle heeft over een significant deel van het gebied en de rijkdom binnen haar grenzen. Daarnaast worstelt de Congolese overheid met transparantie en integriteit. Het kwam dan ook niet als een verrassing dat er op 19 mei een gefaalde couppoging plaatsvond. 

De rol van het Westen 

Het Westen wordt ervan beschuldigd niet genoeg aandacht te schenken aan de crisis in de DRC. In westerse samenlevingen, media, en politiek staat het conflict dan ook vrij laag op de hiërarchie van aandacht. Dit terwijl de ernst van het conflict en het aantal slachtoffers extreem hoog is. Er wordt geschat dat sinds het begin van de oorlog zes miljoen burgers om het leven zijn gekomen en meer dan zeven miljoen burgers ontheemd zijn. Daarnaast zijn er ernstige gevallen van ondervoeding, bombardementen van vluchtelingenkampen, verkrachting, en kinderslavernij. 

Het gebrek aan westerse aandacht aan de DRC is des te meer te veroordelen kijkende naar de invloed die het Westen in het conflict heeft (gehad). Het is dan ook geen verrassing dat er intense anti-Westerse protesten in de DRC plaatsvinden. De westerse invloed in het conflict komt vooral voort uit de stijgende extractie van DRC’s grondstoffen. Door haar grondstoffen ter waarde van 24 miljard dollar zou de DRC eigenlijk een van de rijkste landen ter wereld moeten zijn. Het behoort echter tot de vijf armste landen ter wereld. 

Grote westerse bedrijven zoals Apple en Tesla werken enerzijds samen met de landen die mijnen in de DRC bezitten: China, Zwitserland, en de Verenigde Arabische Emiraten. Alhoewel deze mijnwinning in samenwerking met de Congolese staat plaatsvindt, zijn ook hierbij de omstandigheden erbarmelijk. Anderzijds worden deze bedrijven er echter ook van beschuldigd om gebruik te maken van illegaal uitgebuite mineralen uit het oosten van de DRC, door in grote mate met Rwanda te handelen. Door de Rwandese aanwezigheid in het oosten van de DRC worden Congolese mineralen namelijk Rwanda binnengesmokkeld. Rwanda exporteert dus meer dan het binnen eigen grenzen mijnt. Niet alleen grote bedrijven, maar ook landen en internationale organisaties dragen hieraan bij. Recent sloot de Europese Unie nog een deal met Rwanda die voor een aanvoer van mineralen moet zorgen.

De westerse steun voor Rwanda blijft niet alleen beperkt tot handel, maar omvat ook diepe economische en militaire relaties. Als westerse bondgenoot ontvangt Rwanda niet alleen miljoenen dollars aan economische steun, maar ook militaire steun van westerse landen. Alhoewel veel van deze landen hebben erkend hoe Rwanda steun biedt aan M23’s oorlogsmisdaden, blijven ze doorgaan met militaire steun, en blijft concrete actie uit. De meeste Congolezen geloven dan ook dat westerse landen Rwanda gebruiken om Congolese grondstoffen te bemachtigen. Daarnaast geloven ze ook dat het Westen er bewust van profiteert om instabiliteit te veroorzaken, omdat de huidige onrust voor lagere grondstofprijzen zorgt. 

Geen enkel economisch belang mag zwaarder wegen dan het humanitaire leed dat gaande is in de DRC. Daarnaast is de groene energierevolutie allesbehalve ‘schoon’ wanneer er gebruik wordt gemaakt van mineralen waarvoor gevlucht, mishandeld, verkracht, en gedood is. Op deze manier zijn de voordelen waarvan de DRC na haar onafhankelijkheid zou moeten genieten – economische soevereiniteit, territoriale soevereiniteit, en zelfbeschikking – niets meer dan lege beloftes. Met de huidige rol die het Westen heeft in de uitbuiting en het leed in de DRC lijkt het land verder verwijderd van postkoloniale rechtvaardigheid dan ooit. Het is daarom cruciaal dat we in het Westen onze focus uitbreiden naar ‘vergeten’ conflicten zoals die in Congo.