Zoek op
Sluit dit zoekvak.

Recensie “Foreign Aid and its Unintended Consequences” van Dirk-Jan Koch

In zijn nieuwe boek presenteert professor Dirk-Jan Koch een nieuwe kijk op buitenlandse hulp: het identificeren van onbedoelde gevolgen, zowel negatief als positief. Een geslaagde poging, betoogt Bram van Leeuwen, maar forsere systeemkritiek is nodig.

Met de uitdagende titel “Foreign Aid and its Unintenteded Consequences” riep Dirk-Jan Koch geïnteresseerden op zich aan de hand van zijn ‘kritisch-constructieve’ boek te verdiepen in ontwikkelingssamenwerking. Inderdaad, met recht een kritisch-constructieve  publicatie, want de schrijver benoemt mislukkingen en teleurstellingen, naast mooie successen die gevierd kunnen worden.  En inderdaad: hoog tijd dat aan deze oproep gehoor wordt gegeven. Immers, voor zover er al aandacht is voor dit onderwerp, beperkt deze zich overwegend tot de inner circle en dan ook nog slechts tot gesteggel over kwantiteit en budgetvervuiling.

Koch beoogt beleidsmakers, praktijkmensen en evaluatoren er toe te brengen taboes te doorbreken, tunnelvisies te doorzien en -jawel- zelfkritisch te zijn. Een geslaagde poging, lijkt mij. Elk hoofdstuk poneert een duidelijke stelling, het boek behandelt actuele onderwerpen (o.a. werk in conflictgebieden, averechtse effecten, en seksuele wanpraktijken van hulpverleners) en doet meer of minder concrete conclusies en aanbevelingen voor elk van zijn doelgroepen aan het eind van elk hoofdstuk. Dit maakt het welhaast onmogelijk voor betrokkenen om niet over deze publicatie te spreken. Zeker ook omdat Koch zijn opvattingen onderbouwt met uitvoerige onderzoeksliteratuur en illustreert met talloze praktijkvoorbeelden – niet te vergeten zijn eigen brede en diverse ervaringen in vele landen. Overtuigend stelt hij dat zorgvuldige planning in combinatie met flexibele uitvoering, waarbij voortdurend het “oog op de bal” (dat wil zeggen, op de gestelde doelen) dient te worden gehouden, leiden tot een beter resultaat.  Maar al te vaak, zo toont zijn studie overtuigend aan, laten verantwoordelijken van interventies zich te zeer leiden door van buiten opgelegde randvoorwoorden, aannames en afgesproken planning.

De uitnodigende schrijfstijl en presentatie van dit grondige onderzoek helpen zonder meer zijn bevindingen te lezen als een aanmoediging tot open debat. Niet alleen wijst Dirk Jan daarbij regelmatig op wat in onze weerbarstige wereld bereikt kon worden dankzij ontwikkelingshulp, maar tegelijk ook op de desastreuze gevolgen van wegduiken en niets doen. De publicatie is daarmee een oproep om het met elkaar beter te doen, want dat kan! Hopelijk werkt de oproep van Dirk-Jan.  Ik geef hieronder een voorzet.

Buitenlandse hulp wordt besproken binnen het huidige, bekende raamwerk van ‘donor-ontvanger’. Dit raamwerk blijft recht overeind staan, zij het dat de auteur er verschillende keren op wijst dat de inbreng van lokale actoren van groot belang is (zie o.a. hoofdstukken 3, 10 en 13). Iedereen zal dit beamen. Het probleem is echter dat dit punt al meer dan 4 decennia wordt gemaakt en keer op keer in allerlei evaluaties, summits en beleidsdocumenten wordt herhaald. Respect voor- en belang van lokale actoren komt overal welhaast als mantra terug –  ook in dit boek van Koch. Maar er verandert weinig op dit gebied. Enigszins vilein zou je bijna gaan denken dat de vele positieve reacties op deze publicatie het gevolg zijn van deze milde, vrijblijvende aanbeveling om meer aandacht aan lokale actoren te geven.  Het systeem blijft daardoor onaangetast. Dus de managers en beleidsmakers kunnen gerust zijn en opnieuw vele interessante conferenties organiseren over vragen of ‘unitentended consequences’ voorkomen kunnen worden. Het óók in brede kring groeiende gedeelde besef dat vertegenwoordigers uit de donorwereld beperkt inzicht hebben in de lokale context, heeft slechts tot marginale bijsturing van besluitvorming in donorland geleid. Illustratief voor wie het voor het zeggen heeft in de sector is de titel van het huidige beleid van BHOS: “Doen  waar Nederland goed in is” (dus niet primair wat zij daar nodig hebben). Ook de uiterst ingewikkelde boekwerken met tenderprocedures tasten de dominante positie van de donor niet aan.  De ruim 100 leden van Partos (de branchevereniging voor ontwikkelingsorganisaties) zullen de retoriek over lokale actoren moeten vertalen naar actie: lokale actoren in de ‘drivers seat’, niet als bijrijder. Zo’n fundamentele verandering is nodig, maar moeilijk binnen de bestaande kaders die de Nederlandse regering voor deze organisaties stelt.

Het zou Nederland – rijk geworden mede dank zij onze koloniale praktijken, zoals we ons de laatste tijd beter beginnen te beseffen – sieren een bescheidener opstelling te kiezen qua besluiten over de inzet van middelen voor ontwikkelingssamenwerking. Laat lokale mensen aan het stuur, wanneer het gaat om vragen over de strategische inzet van middelen ter bevordering van gerechtigheid, bestrijding van armoede en verbetering van milieu. Toetsing zou beperkt kunnen blijven tot enkele hoofdlijnen: biedt de samenwerking op korte of langere termijn kans op a) ruimte voor civil society (immers, zonder civil society is de kans op democratische processen nagenoeg uitgesloten), b) verbetering van bestuur (immers, duurzaamheid is nagenoeg kansloos zonder goed bestuur, zonder functionerende instituties), c) vermindering van armoede, en d) herstel van het milieu.

Jammer dat het laatste hoofdstuk als titel heeft:  “it’s the complexity, stupid”. Liever had ik gezien dat de “pracademic firebrand” (eretitel toegekend aan Koch door Prof. Bill Easterly) zijn laatste hoofdstuk als titel had gegeven: “it’s the system, stupid”. Als Dirk-Jan dit punt zou hebben uitgewerkt, zouden beleidsmakers wellicht in de eerstvolgende werkconferentie snel een eenvoudig nieuw systeem uitwerken in plaats van -als unitentended consequence van dit boek- een heel serie conferenties en dikke beleidsnota’s organiseren over de verschillende complexiteiten in de sector. Misschien, Dirk-Jan, snel een volgend boek: je hebt kennis en schrijftalenten zat!

 

Dit is een ingezonden bijdrage. Wilt u ook een bijdrage schrijven voor de Foundation Max van der Stoel? Neem dan contact op met info@foundationmaxvanderstoel.nl.