Mark Rutte bracht de afgelopen week, op maandag 24 en dinsdag 25 oktober, een bezoek aan Israël en de bezette Palestijnse gebieden. Tijdens zijn bezoek lag de nadruk op het verstevigen van de banden met Israël, het Israëlische bedrijfsleven en de (relatief onmachtige) Palestijnse Autoriteit, terwijl Palestijnse mensenrechtenactivisten overgeslagen werden. Een bedenkelijk programma in een tijd waarin de Israëlische bezetting van de Palestijnse gebieden verhardt en Palestijnse mensenrechtenorganisaties onder grote druk staan.
Ontmoetingen politici en ondernemers
De eerste dag van het bezoek stond hoofdzakelijk in het teken van het onderhouden van de banden met Israël en het Israëlische bedrijfsleven. Ruttes bezoek begon met een lunch met CEO’s van Israëlische bedrijven in Nederland en Nederlandse bedrijven in Israël. Deze lunch werd gevolgd door gesprekken met de Israëlische minister-president Yair Lapid en de minister van defensie Benny Gantz. Aansluitend bracht Rutte een bezoek aan Holocaust-overlevenden in een verzorgingstehuis in Jeruzalem. Die avond sprak de premier met de Palestijnse president Abbas.
De volgende dag was gericht op de Nederlandse relaties met de Palestijnse Autoriteit. De premier ontbeet met twee, niet nader omschreven, Palestijnen “die zich inzetten voor een vreedzame oplossing voor het conflict”. Vervolgens ging Rutte langs bij Orange Corners in Ramallah in de bezette West Bank; een Nederlands initiatief om jong ondernemerschap te stimuleren. Ten slotte sprak de Nederlandse premier met oppositieleider Benjamin Netanyahu, de voormalig minister-president van Israël. Netanyahu is een belangrijke kanshebber in de Israëlische verkiezingen volgende maand, ondanks het corruptieonderzoek dat naar hem loopt.
“Palestijnse mensenrechtenorganisaties konden niet op een bezoekje van de premier rekenen.”
Nadruk banden Israël
Wat opvalt, is dat de nadruk van het bezoek ligt op het aanhalen van de banden met Israël, Israëlische bedrijven en de (relatief onmachtige) Palestijnse Autoriteit. Palestijnse mensenrechtenorganisaties, die het slachtoffer zijn van hardhandige Israëlische repressie, konden daarentegen niet op een bezoekje van de premier rekenen. Daarmee wordt de indruk gewekt dat Palestijnse mensenrechten ondergeschikt zijn aan Nederlandse handelsbelangen in Israël. Een kwalijk signaal, zeker in een jaar waarin Israëlische onderdrukking lijkt te verharden. 2022 was het dodelijkste jaar voor Palestijnen die om het leven kwamen door toedoen van het Israëlische leger sinds 2015. Eén van de meer dan 120 Palestijnse burgerdoden die dit jaar vielen door Israëlisch geweld was Al Jazeera journalist Shireen Abu Akleh. Zij kwam om het leven bij een inval van het Israëlische leger in een Palestijns vluchtelingenkamp, waarvan zij verslag deed.
Inval mensenrechtenorganisaties
Naast de verhevigde Israëlische agressie, vonden er deze zomer invallen plaats bij zeven Palestijnse mensenrechtenorganisaties. Daarbij timmerden Israëlische soldaten de deuren van de kantoren dicht en verklaarden zij de organisaties gesloten “vanwege veiligheidsredenen”. De organisaties behoren tot de meeste prominente Palestijnse NGO’s en ontvingen significante financiële ondersteuning van de Verenigde Naties en Europese lidstaten. Zes van de organisaties werden een jaar geleden door Israël al als “terroristische groeperingen” aangemerkt, beschuldigingen die de organisaties zelf hebben ontkend. Ook de Verenigde Naties en tien Europese landen, waaronder Nederland, hebben de beschuldigingen ongegrond verklaard.
Illegale nederzettingen
Een andere dubieuze kwestie tijdens het bezoek van Rutte was de lunch met CEO’s van Israëlische bedrijven. Mensenrechtenactivisten maakten bekend dat een aantal van de bedrijven opereert in illegale Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied. Zo levert Netafilm, één van de Israëlische bedrijven waarmee Rutte sprak, irrigatiesystemen aan kolonisten op de Westelijke Jordaanoever. De reactie van het ministerie van Buitenlandse Zaken was: “We weten dat er bedrijven zijn die zaken doen in nederzettingen. Voor dit bedrijf weten we dit nu ook. Nederland is daar geen voorstander van. Maar ontmoediging is geen boycot. We hebben de bedrijven voor deze netwerkbijeenkomst geselecteerd op hun waarde voor de Nederlandse economie. Ze dragen bij aan werkgelegenheid, innovatie en een beter klimaat.”
“De ontmoeting van Rutte met CEO’s van deze bedrijven lijkt eigen beleid te ondermijnen”
De keuze om ook deze Israëlische bedrijven uit te nodigen voor de lunch is opmerkelijk. De Nederlandse regering voert al jarenlang beleid om economische relaties met bedrijven die handeldrijven in illegale Israëlische nederzettingen te ontmoedigen. De ontmoeting van Rutte met CEO’s van deze bedrijven lijkt dit beleid te ondermijnen, of in ieder geval tegen te spreken.
“Mensenrechten als hoeksteen”
De eenzijdige nadruk op het onderhouden van goede relaties met Israël, ten koste van Palestijnse mensenrechten, is een voortzetting van een lijn die Rutte vorig jaar mei inzette in zijn reactie op het geweld tussen Israël en Hamas destijds. Hamas vuurde raketten af op Israël, naar aanleiding van oplopende spanningen door dreigende uithuiszettingen van Palestijnen. Het Israëlische leger reageerde met luchtaanvallen. Rutte tweette: “Het is onacceptabel dat Hamas willekeurig raketten op de burgerbevolking afvuurt. Nederland steunt het recht van Israël op zelfverdediging, binnen de grenzen van het internationaal recht en proportionaliteit.” De eenzijdige focus op het Israëlisch belang leidde tot kritiek vanuit de Tweede Kamer. Het meest recente bezoek van Rutte past binnen deze tendens om goede banden met Israël te prioriteren boven Palestijnse mensenrechten.
“Als het kabinet mensenrechten daadwerkelijk centraal wil stellen in het buitenlandbeleid, dan moeten deze niet ondergeschikt worden gemaakt aan Nederlandse handelsbelangen.”
Deze tendens is zorgwekkend in een tijd waarin Palestijnse mensenrechten onder toenemende druk staan. Daarbij is het meest recente bezoek van Rutte niet consistent met de claim van het huidige kabinet dat het “mensenrechten als hoeksteen van het buitenlandbeleid” heeft. Als het kabinet mensenrechten daadwerkelijk centraal wil stellen in zijn buitenlandbeleid, dan is een voorwaarde dat mensenrechten niet ondergeschikt worden gemaakt aan Nederlandse handelsbelangen. Wél in gesprek gaan met Palestijnse mensenrechtenactivisten – juist nu activisme hen bijna onmogelijk wordt gemaakt – zou een stap in de goede richting zijn.