Vorige week kwam de wereld – online – bijeen voor een klimaattop die door Nederland werd georganiseerd. Het doel van deze allereerste Climate Adaptation Summit was het uitwisselen van kennis en middelen waarmee landen zich kunnen weren tegen de gevolgen van klimaatverandering.
Dit had een grootse bijeenkomst moeten zijn, met vooraanstaande sprekers zoals Bill Gates, Angela Merkel, EU-klimaatchef Frans Timmermans, de huidige én de oude secretaris-generaal van de Verenigde Naties, en zelfs de paus. Helaas was vanwege corona de top geheel online: demissionair premier Rutte en demissionair minister van Nieuwenhuizen ontvingen wereldleiders via videoverbinding in een studio in Den Haag. Hoewel de meesten gelukkig wel live meepraten, deden sommige wereldleiders mee met een al eerder opgenomen filmpje – wellicht vanwege belangrijkere activiteiten in hun agenda. Jammer, want dit was een belangrijk evenement over een onderwerp dat hoog op de agenda zou moeten staan.
Allereerst… Klimaatadaptatie, wat is dat?
Bij het omgaan met klimaatverandering ligt de focus vaak op mitigatie: het voorkomen of verzachten van klimaatverandering door uitstoot van broeikasgassen omlaag te brengen. Adaptatie – oftwel aanpassing – is hier een belangrijke toevoeging op. Klimaatverandering gebeurt sneller dan wij kunnen voorkomen en heeft grote gevolgen, zoals extreem weer, droogte en overstromingen. Mensen moeten zich daarop aanpassen. Dat kan bijvoorbeeld door het aanleggen van dijken, het planten van bestendige gewassen, het verstevigen van huizen en dorpen en het introduceren van vroegtijdige waarschuwingssystemen.
Voor veel wereldleiders leek “adaptatie” inderdaad een nieuw begrip. Soms ontstonden vergissingen en werd er toch gesproken over mitigatie. Er is dus nog voldoende te leren. Dat bewees ook onze eigen premier Rutte: tijdens de uitleg over adaptatie door Timmermans, pakte hij pen en papier om druk mee te schrijven.
Nederland wordt wereldwijd gezien als voorloper op adaptatie. Door de manier waarop wij ons hebben geweerd tegen de zee, bijvoorbeeld met het Deltaprogramma, staan we bekend als goede watermanagers. Flink investeren in adaptatie is voor andere landen echter niet zo vanzelfsprekend. VN-Secretaris-generaal Antonio Guterres noemde adaptatie in zijn speech daarom “de vergeten helft” in de bestrijding van klimaatverandering. Hij riep landen en donoren daarom op om 50% van hun klimaatfinanciering aan adaptatie te besteden.
Vooral voor ontwikkelingslanden is adaptatie belangrijk. Terwijl wij klimaatverandering vaak zien als een ver-van-je-bed-show waarvan we de pijn (nog) niet voelen, gaat dat argument niet op in ontwikkelingslanden. In Afrikaanse landen ondervinden mensen nu al last van klimaatverandering, terwijl de landen zelf vrijwel niet aan het probleem hebben bijgedragen. Hierover doet de FMS ook onderzoek. Vooral ten zuiden van de Sahara zijn grote problemen met de voedselvoorziening door extreem weer en sprinkhanenplagen als gevolg van klimaatverandering. Ruim 670 miljoen mensen – dat is meer dan de helft van de Afrikaanse bevolking – leed het afgelopen jaar onder voedselonzekerheid. Om ontwikkelingslanden te helpen met adaptatie, hebben rijke landen in 2009 beloofd dat zij ontwikkelingslanden elk jaar met 100 miljard dollar zouden ondersteunen, zodat zij zich kunnen weren tegen bijvoorbeeld droogte en overstromingen.
Waar blijft dat geld?
Er is veel onduidelijkheid over of dat bedrag ook daadwerkelijk gehaald wordt. Het Adaptation Gap Report 2020 van het VN-Milieuprogramma betreurde: “Op dit moment is het onmogelijk de vraag te beantwoorden of er ook daadwerkelijk 100 miljard dollar is gemobiliseerd”. Andere organisaties hebben daarom geprobeerd het uit te rekenen. De OESO becijferde dat ontwikkelde landen in 2018 ongeveer 80 miljard dollar aan klimaatfinanciering hadden uitgegeven. Maar Oxfam Novib rekende het ook na, en kwam uit op slechts 22,5 miljard euro (omgerekend ongeveer 26,9 miljard dollar).
Uitrekenen hoeveel geld er nou precies elk jaar is ingezameld, wordt extra bemoeilijkt doordat er geen consensus is over de boekhouding. India reageerde bijvoorbeeld verontwaardigd op de berekeningen van OESO, omdat hierin ook leningen en ontwikkelingsgeld werden meegeteld. De beloofde 100 miljard is voor klimaatmaatregelen en vormt dus een toevoeging op bestaande ontwikkelingssamenwerking. Ontwikkelingsgeld zou daarom niet mogen meetellen. Veel landen zijn daarnaast van mening dat leningen ook niet mogen meetellen: ontwikkelingslanden lijden onder het klimaatprobleem dat geïndustrialiseerde landen hebben veroorzaakt, dus die laatste zouden de rekening moeten helpen betalen.
Welke berekening je ook aanhoudt, de 100 miljard wordt nergens gehaald. En dat is een groot probleem. Het Adaptation Gap rapport verwacht namelijk dat de kosten van adaptatie in deze landen de komende tien jaar zullen oplopen tot niet 100, maar wel zo’n 300 miljard dollar per jaar.
Fondsje hier, leninkje daar?
Het resultaat van de bijeenkomst is een “Adaptation Action Agenda”, een uitgebreid pakket met allerlei plannen. Zo zijn er verschillende platformen opgezet voor het delen van kennis, en ook is een overdaad aan nieuwe fondsen voor klimaatfinanciering in het leven geroepen. Het delen van kennis is echter vrij eenvoudig en relatief goedkoop, en het is de vraag of méér fondsen zullen bijdragen aan die duidelijkere boekhouding waar zoveel behoefte aan is.
Het grootste probleem blijft die zorgwekkende financieringskloof. Tijdens de top hebben verschillende regeringsleiders wel alvast dieper in de buidel getast. De Franse president Macron heeft 2 miljard – een derde van de Franse klimaatfinanciering – toebedeeld aan adaptatie. De Duitse bondskanselier Angela Merkel zei €270 miljoen extra budget toe voor klimaatadaptatie. Dit geld moet toekomen aan kwetsbare gemeenschappen. De Nederlandse overheid beloofde 20 miljoen euro extra voor adaptatie in de minst ontwikkelde landen. Of dit geld uit het budget voor ontwikkelingssamenwerking komt, kan niet opgemaakt worden uit de persberichten. En hiermee is het streefbedrag van 100 miljard per jaar nog steeds niet gehaald.
Er zijn dus goede stappen gezet tijdens de Climate Adaptation Summit 2021, maar als we het kritischer onder de loep nemen, is het niet veel meer dan een fondsje hier, een leninkje daar en een duit in het zakje van enkele Europese landen. Dit terwijl deze top juist zo’n mooi moment was geweest om het beloofde bedrag op tafel te krijgen. Overheden moeten het zo snel mogelijk eens worden over definities en boekhoudkundige regels, zodat het streefbedrag gehaald kan worden. Bij het verdelen van dit bedrag, is het betrekken van lokale mensen en lokale perspectieven essentieel. Geld moet ten goede komen aan adaptatie-initiatieven van lokale besturen, zodat zij zichzelf kunnen beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering zoals droogte, overstromingen en zeespiegelstijging. Want juist zij, die de gevolgen van klimaatverandering ondervinden in hun dagelijkse leven, weten waar echt behoefte aan is.
Door: Jarne van der Poel
Afbeelding: Cora van Nieuwenhuizen en Mark Rutte in gesprek met Frans Timmermans en Ban Ki-moon, Flickr