Nieuwe EU-regels voor politieke advertenties: bescherming van de democratie of symptoombestrijding?

Bron: Wikimedia Commons

 

Dit artikel is geplaatst in het kader van ons werk in de Nederlandse Democratie CoalitieDit project is tot stand gekomen met ondersteuning van Stichting Democratie & Media. 

Dit artikel is gebaseerd op gesprekken met Pieter van Boheemen (Post-X Society) en Alice Stollmeyer (Defend Democracy) over de impact van de nieuwe EU-regelgeving op politieke advertenties en de weerbaarheid van de democratie. 

Vanaf oktober 2025 gelden in de Europese Unie nieuwe regels voor politieke advertenties. Partijen en platforms moeten dan transparanter zijn over wie betaalt voor een advertentie, wie de doelgroep is en op basis van welke gegevens mensen die te zien krijgen. De verordening (2024/900) is bedoeld om verkiezingen eerlijker te maken en burgers te beschermen tegen digitale beïnvloeding. 

Maar nog voordat de wet van kracht is, laten de eerste gevolgen zich voelen. Meta, het moederbedrijf van Facebook en Instagram, kondigde aan in Europa tijdelijk te stoppen met politieke en maatschappelijke advertenties. De door Meta vermelde reden: het zou eenvoudiger zijn om politieke reclame helemaal te verbieden dan om te voldoen aan de nieuwe, complexe regels. 

Een goedbedoelde wet met onvoorziene effecten 

De Europese verordening verplicht politieke advertenties tot herkenbare labels met informatie over de afzender, de financiering en de targeting. Daarnaast worden de mogelijkheden voor microtargeting, het gebruiken van persoonlijke data om kiezers op maat te benaderen, beperkt. 

In theorie moeten de nieuwe regels zorgen voor meer openheid. In de praktijk schuift de uitvoering echter naar de techbedrijven zelf, die moeten bepalen wat precies een “politieke advertentie” is en hoe die aan de wet voldoet. Dat roept vragen op, want deze bedrijven zijn niet alleen de uitvoerders, maar ook de spelers die het meest profiteren van de huidige, ondoorzichtige advertentiemarkt. 

Daarmee komt een fundamentelere kwestie aan het licht: wie bepaalt eigenlijk wat politiek is? Als platforms zelf de grens trekken, kunnen ook maatschappelijke thema’s als klimaat of migratie daaronder vallen. Van Boheemen vindt het niet per se problematisch dat platforms die verantwoordelijkheid dragen, zolang die keuzes transparant en gelijk worden gemaakt, anders ontstaat er mogelijk overregulering van de EU. Stollmeyer waarschuwt daarentegen dat het publieke debat hierdoor afhankelijker wordt van de technische en commerciële belangen van een handvol bedrijven. 

 De keuze van Meta om politieke advertenties helemaal te blokkeren laat dat spanningsveld goed zien. Volgens Stollmeyer is dit een vorm van “malign compliance”: de regels formeel naleven, maar hun doel ondermijnen. In plaats van transparanter te worden, verdwijnt politieke communicatie simpelweg uit beeld. Van Boheemen noemt het een logische bedrijfsbeslissing, het vermijden van hoge boetes is eenvoudiger dan investeren in naleving. 

Die keuze lijkt veilig, maar heeft gevolgen. Vooral kleinere en nieuwe partijen verliezen een belangrijk kanaal om kiezers te bereiken, terwijl grotere partijen via traditionele media zichtbaar blijven. De machtsbalans verschuift, en de algoritmes van Meta bepalen nu nog meer dan voorheen wat gebruikers te zien krijgen. De wet die meer eerlijkheid moet brengen, zorgt zo paradoxaal genoeg voor een stiller en minder inzichtelijk debat. 

Tegelijkertijd probeert de EU met andere wetgeving, zoals de Digital Markets Act, die afhankelijkheid juist te verkleinen. Nieuwe verplichtingen rond dataportabiliteit en interoperabiliteit moeten ervoor zorgen dat gebruikers hun gegevens kunnen meenemen en dat verschillende platforms beter met elkaar kunnen communiceren. In theorie zou dat de macht van grote techbedrijven kunnen doorbreken, maar in de praktijk is dat nog beperkt zichtbaar. 

Wordt de democratie hier sterker van? 

De nieuwe regels vergroten de transparantie, maar pakken de kern van digitale beïnvloeding niet aan. Zolang niet duidelijk is hoe algoritmes bepalen wie welke informatie te zien krijgt, blijft de invloed van technologie op het publieke debat grotendeels onzichtbaar. 

Microtargeting is slechts één aspect van een veel groter systeem dat gedrag, aandacht en emoties structureel stuurt. Zelfs als gepersonaliseerde advertenties verdwijnen, blijven aanbevelingsalgoritmes de toon zetten. Politieke beïnvloeding verschuift dan van betaalde advertenties naar schijnbaar spontane content, influencers of “nieuws”-accounts die niet onder de regels vallen. 

Beïnvloeding stopt bovendien niet bij verkiezingen. Ze vindt het hele jaar door plaats, via de manier waarop sociale media prioriteit geven aan bepaalde thema’s of stemmen. Dat maakt het belangrijk om niet alleen naar reclame te kijken, maar naar de infrastructuur van het digitale publieke debat zelf. 

De macht van de techindustrie 

Zowel Stollmeyer als Van Boheemen zien dat de techindustrie nog altijd de toon zet in het gesprek over regulering. Grote bedrijven beschikken over enorme lobbykracht en weten regelgeving vaak zó te beïnvloeden dat die hun positie nauwelijks aantast. 

Tegelijkertijd schuiven ze verantwoordelijkheid af op gebruikers. Door te hameren op mediawijsheid en factchecking ontstaat de indruk dat digitale misleiding vooral een kwestie van individueel gedrag is. In werkelijkheid zit het probleem dieper: in de manier waarop platforms zijn ontworpen en winst genereren uit aandacht en verontwaardiging. 

Nederland is daarin geen uitzondering. De huidige gedragscode voor online politieke advertenties is vrijwillig en heeft geen sancties. Pas met de nieuwe Europese verordening ontstaan echte verplichtingen, maar de uitvoering blijft lastig zolang de bedrijven zelf bepalen hoe ze de regels interpreteren. 

Reguleer eerder, niet later 

Stollmeyer en Van Boheemen benadrukken dat we te laat in het proces beginnen met reguleren. De meeste wetten proberen schade te beperken nadat technologie al invloed heeft gekregen, terwijl toezicht eigenlijk aan de voorkant moet plaatsvinden. 

Stollmeyer pleit daarom voor regels die vergelijkbaar zijn met die voor auto’s, medicijnen of voedsel: technologie die grote maatschappelijke impact heeft, moet vooraf aantonen dat ze veilig is. Algoritmes die de informatievoorziening of verkiezingscampagnes beïnvloeden, zouden net zo streng getest moeten worden als producten die de volksgezondheid raken. 

Echte weerbaarheid vraagt om meer dan wetgeving. Het betekent ook investeren in onderwijs, onafhankelijk onderzoek en een eigen digitale infrastructuur waarin publieke waarden boven commerciële belangen staan. 

Democratie in onderhoud 

De nieuwe EU-regels zijn een stap vooruit, maar lossen het onderliggende probleem niet op. Ze maken zichtbaar wie betaalt voor politieke advertenties, maar raken niet aan de technologie die bepaalt wie wat te zien krijgt. 

Of onze democratie daar weerbaarder van wordt, hangt af van de volgende stap: durft Europa niet alleen advertenties, maar ook de technologie zelf te reguleren? 

Zolang algoritmes en AI-systemen niet dezelfde veiligheids- en transparantie-eisen kennen als andere risicovolle producten, blijft de ons digitale informatielandschap een experiment dat draait op commerciële logica. 

De bescherming van verkiezingen en onze democratie begint dus niet bij een verbod op advertenties, maar bij het ontwerpen van een digitaal ecosysteem dat eerlijkheid, openheid en publieke verantwoordelijkheid centraal stelt.