Zoek op
Sluit dit zoekvak.

Klimaatrechtvaardig, voor wie?

Dit stuk is eerder verschenen in Vice Versa

De CO2-uitstoot van de rijkste één procent van de wereldbevolking is meer dan het dubbele van de uitstoot van de armste helft. Dat concludeerde Oxfam Novib en het Stockholm Environmental Institute in een nieuw onderzoek. Zo blijft klimaatverandering een enorm oneerlijk verdeeld probleem. Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen ging SP-fractievoorzitter Lilian Marijnissen in op ‘klimaatrechtvaardigheid’, een term die in de Tweede Kamer nog niet of nauwelijks is gebruikt. Wat doet Nederland om klimaatrechtvaardigheid te realiseren, en nog belangrijker: hoe kan het dat we de meest kwetsbaren vergeten?

Wat is klimaatrechtvaardigheid?

De term klimaatrechtvaardigheid kent twee dimensies. Enerzijds doelt het op de asymmetrie in de bijdrage aan klimaatverandering. Hierover doet Oxfam met bovenstaand onderzoek een flinke duit in de inmiddels al grote zak. Daarnaast gaat klimaatrechtvaardigheid over de kwetsbaarheid voor de impact van klimaatverandering en de mogelijkheid deze impact te verzachten. Dit speelt op Nederlands, Europees én internationaal niveau. Echter gaf António Guterres, secretaris-generaal van de VN, terecht aan dat het de kwetsbare groepen in ontwikkelingslanden, “the poor and vulnerable”, zijn die het eerst en het hardst getroffen worden door klimaatverandering. Terwijl zij ook verreweg het minst hebben bijgedragen aan klimaatverandering.

Ontwikkelingslanden liggen vaak in tropische gebieden waar de gevolgen van klimaatveranderingen heftiger naar voren komen. Daarnaast hebben mensen in ontwikkelingslanden een veel kleiner inkomen, huizen zijn gebouwd van zwakkere materialen en een weersverzekering bestaat niet. Zodoende zijn natuurrampen of langere periodes van droogte of regen catastrofaal. Ook hebben juist deze landen nauwelijks de middelen hebben om bij te dragen en meegenomen te worden in de oplossingen.

Nederland komt afspraken niet na

Samen met alle rijke landen heeft Nederland daarom afgesproken vanaf 2020 100 miljard dollar per jaar bij te dragen aan klimaatsteun voor ontwikkelingslanden. Vooralsnog houdt Nederland zich niet aan de afspraak. Ons aandeel in de 100 miljard, ook wel ‘fair share’ genoemd, is door de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) berekend op ongeveer 1,25 miljard euro per jaar. Vorige week werden in de Rijksbegroting de inzet op klimaatfinanciering voor 2021 bekendgemaakt. De publieke klimaatfinanciering bedraagt in 2021 ongeveer 580 miljoen euro. Dit bedrag is grotendeels opgenomen in het ontwikkelingssamenwerkingsbudget (ODA), terwijl dit hier additioneel aan zou moeten zijn. Deze misser heeft als gevolg dat andere internationale ontwikkelingsdoelen buiten de boot vallen.

Naast de publieke klimaatfinanciering, mobiliseert Nederland ongeveer 600 miljoen euro aan private investeringen, voornamelijk in windenergie en zonnepalen. Dit lijkt een leuke investering, maar is uiteindelijk voornamelijk aantrekkelijk voor investeerders in Nederland. Deze investeringen bereiken de mensen die klimaatsteun het hardst nodig hebben niet. Zij willen geen zonnepanelen in Nederland, maar droogtebestendige gewassen, dijken en stevigere huizen. . Nederland zet in op klimaatmitigatie: het beperken en/of tegengaan van klimaatverandering. De meest kwetsbare groepen willen klimaatadaptatie: beschermd worden tegen de gevolgen van klimaatverandering. Maar dat is niet rendabel en daardoor blijft de Nederlandse inzet hierop sterk achter.

Optelsom

Wie de optelsom al heeft gemaakt, komt erachter dat met 580 miljoen aan publieke en 600 miljoen aan private klimaatfinanciering de beloofde 1,25 miljard euro nog steeds niet gehaald wordt. Er mist nog een luttele 70 miljoen euro. Wat deze kwestie extra pijnlijk maakt is het kortgeleden gepresenteerde Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbudget (ODA). Waar de internationaal afgesproken ODA-norm 0,7% van het BNI is, gaat de inzet onder dit kabinet zakken naar 0,52%: een historisch laag budget. Bovendien liet ActionAid onlangs weer zien dat door Nederlands belastingbeleid, ontwikkelingslanden nog eens 1,8 miljard euro per jaar mislopen. Deze optelsom van cijfermatige ‘dwalingen’ laat zien dat de pogingen van Nederland tot het realiseren van klimaatrechtvaardigheid en eerlijke ontwikkelingssamenwerking nog verre van geslaagd zijn.

Een trend

Terugkomend op de opmerking van Lilian Marijnissen: “klimaatrechtvaardigheid”. Ze leek blij te zijn met het feit dat dit begrip inmiddels vaker wordt gebruikt in Den Haag. Echter volgde ook zij de term op met een pleidooi over zonnepanelen en isolatie in, juist, Nederland. Daar waar klimaatrechtvaardigheid wordt genoemd in Nederland gaat het over de minderbedeelde Nederlanders die centraler moeten staan in het klimaatdebat. Een belangrijke ontwikkeling. Maar tegelijkertijd wordt iets fundamenteels vergeten, zowel in de eerder besproken daden als woorden: de enorme impact van klimaatverandering op ontwikkelingslanden, die veel groter is dan in Nederland.

Want we moeten niet vergeten: de armsten van Nederland behoren nog altijd tot de rijksten van de wereld. Van de armste en meest kwetsbare helft van de wereldbevolking woont niemand in Nederland. Waar echte klimaatrechtvaardigheid zou moeten gaan over het steunen van de armere en kwetsbare groepen in Nederland én in de rest van de wereld, lijkt Lilian Marijnissen, en met haar de Nederlandse politiek, in woorden en daden, 93,5% te vergeten.

 

Door: Jurrian Veldhuizen

Foto: Jurrian Veldhuizen