Zoek op
Sluit dit zoekvak.

De ‘seculiere terugval’ van Turkije

Foto: Standbeeld van Atatürk kijkt neer op een bijeenkomst van Erdogan – Wikimedia Commons

 

Vorige week was de 100ste verjaardag van Turkije. Op 29 oktober 1923 stichtte de nationale held Mustafa Kemal Atatürk de Republiek Turkije, een seculiere staat gebouwd op de ruïnes van het Ottomaanse Rijk. De festiviteiten zijn echter versoberd, waardoor velen denken dat president Erdogan de seculiere erfenis van Atatürk, en daarmee de fundamenten van zijn land, actief bagatelliseert om prioriteit te geven aan zijn eigen politieke agenda.

 

Een nieuwe moderne staat

Het Ottomaanse Rijk stond aan de verliezende kant van WO I en stortte in. Atatürk stond bekend om zijn militaire prestaties tijdens de Turkse Onafhankelijkheidsoorlog daarna, waarbij hij de zegevierende Europese mogendheden buiten de deur hield. Atatürk wijt de val van het rijk deels aan zijn religieuze grondslag. Secularisatie – de scheiding van religie en staat – was de kern van Atatürks ideologie en een van de belangrijkste onderdelen van Turkije’s op het Westen gerichte modernisering. De republiek maakte een einde aan het kalifaat, vrouwen mochten stemmen, hoofddoeken werden verboden in scholen en openbare instellingen, alcohol was niet langer verboden en het Arabische schrift werd vervangen door het Romeinse alfabet. “Ataturk was een top-down politicus die geloofde in social engineering en hij wilde Turkije omvormen tot een seculiere, Westerse, Europese samenleving“, zegt Soner Cagaptay, Turkije-expert aan het Washington Institute. Religie werd gescheiden van het openbare leven omwille van modernisering en ontwikkeling, waardoor er een einde kwam aan de islamitische normen van de natie. Niet alle Turken waren dol op de seculiere staat en er ontstond een tweedeling binnen de samenleving van Turkije tussen secularisten en conservatieven. Islamisten zijn geen grote fan van Atatürk en verwijten hem dat hij het Ottomaanse erfgoed van het Turkse volk heeft verwaarloosd. De uitslag van de laatste verkiezingen herinnert aan de diepe polarisatie binnen de Turkse samenleving tussen islamisten en secularisten.

Een land van staatsgrepen

Omdat Turkije officieel een seculiere staat is, mogen pro-islamitische partijen van oudsher niet deelnemen aan de politiek. Als een partij religieuze waarden uitdraagt of op een of andere manier gelieerd is aan religie, grijpt het Turkse leger in door de partij van het politieke toneel te verwijderen en af te zetten. Daarom beweren partijen dat ze seculier zijn, totdat ze de macht in handen hebben en een beleid gaan voeren dat geïnspireerd is door de islam. Het Constitutionele Hof heeft verschillende politieke partijen verboden die teveel islamitisch georiënteerd waren, omdat ze de seculiere basis van het land ondermijnen. Het leger is de beschermheer van de grondwet en grijpt in om de grondwettelijke orde te herstellen wanneer deze onder druk komt te staan. Dit is in de Turkse geschiedenis regelmatig gebeurd. Er zijn militaire staatsgrepen gepleegd in 1960, 1971, 1980, 1997 en recentelijk was er een mislukte poging in 2016.

Erdogan en de AKP

Erdogans religieus conservatieve AK (Rechtvaardigheid en Ontwikkeling) Partij kwam aan de macht in 2002. Haar voorganger werd verboden door het constitutionele hof vanwege haar “anti-seculiere activiteiten“. Zowel Erdogan als de partij ervaren een groeiende moslimidentiteit. Ze beweren dat moslims worden gemarginaliseerd door de seculiere wetten van het land. De afgelopen jaren heeft Erdogan zich geprofileerd als islamist – iemand die vindt dat de staat geregeerd moet worden volgens de lijnen van de islam. Erdogan streeft naar een belangrijke rol voor de islam in het onderwijs en het overheidsbeleid. Door het islamitische erfgoed van het land te benadrukken ten koste van de seculiere geschiedenis, spreekt Erdogan een groot deel van het electoraat aan dat al meer dan 20 jaar op hem stemt. Je zou denken dat de AKP ook door de militairen uit het zadel zou worden geduwd omdat ze te religieus zouden zijn. De coup van 2016 mislukte echter door het groeiende antiseculiere sentiment in de Turkse samenleving.

Geografisch kruispunt

De Turkse diplomatie is in de 20ste eeuw Westers georiënteerd geweest. Turkije trad in 1952 toe tot de NAVO en verwierf in 1999 de status van kandidaat-lidstaat van de EU. Sinds Erdogan en zijn partij het land regeren, is het Turkse buitenlandbeleid niet langer alleen op het Westen gericht en zoekt het nauwere banden met landen in het Midden-Oosten. De Arabische beginselen die de basis vormden van het Ottomaanse Rijk, zijn niet helemaal verdwenen onder de Turkse bevolking en zijn onder Erdogan geherwaardeerd. Turkije heeft zich gerealiseerd dat zijn unieke geografische ligging in de wereld hem regionale macht kan verschaffen. Turkije buit zijn geostrategische positie uit door vrienden te maken in alle richtingen en zich te profileren als een tussenpersoon die kan bemiddelen in regionale conflicten. Het buitenlandbeleid van Turkije is erop gericht om het land opnieuw een prominente rol in het Midden-Oosten te geven. Het steunt Arabische landen in plaats van Israël, is militair actief in Irak en Syrië en heeft zijn eigen defensie-industrie opgebouwd, waardoor het zijn autonomie heeft vergroot. Bovendien zijn de gesprekken over toetreding tot de EU sinds 2016 vastgelopen vanwege de verslechterende mensenrechtensituatie en democratische achteruitgang in het land, waardoor een toekomst in de EU bijna onmogelijk is. De op het Westen gerichte, niet-islamitische ideologie van Atatürk is door deze ontwikkelingen in de afgelopen twee decennia onder druk komen te staan en deels teruggedraaid.

“De eeuw van Turkije”

Erdogan vertoont overeenkomsten met Atatürk als een top-down politicus die gelooft in maakbaarheid. Zijn waarden zijn echter precies het tegenovergestelde van wat Atatürk naleefde. Sommige anti-islamitische beleidsmaatregelen van Atatürk zijn door Erdogan teruggedraaid, zoals het beperken van de verkoop van alcohol, het herstellen van de hoofddoek voor vrouwen en het weer omvormen van de Hagia Sofia tot een functionerende moskee. Erdogan beweert dat de komende eeuw “de eeuw van Turkije” zal zijn; hij zet een routekaart uit om de positie van het land op het wereldtoneel te versterken. Het lijkt erop dat Erdogan de troon van Atatürk wil overnemen als de meest geëerde leider van het land en de geschiedenis in wil gaan als de meest vereerde staatsman van Turkije in de tweede eeuw – een eeuw die van Turkije weer een belangrijke regionale macht zal maken.

 

Sinds Turkije is overgestapt van een parlementair naar een presidentieel systeem – als gevolg van een referendum in 2017 – is het systeem van checks and balances verslechterd en wordt het land autoritair geregeerd door Erdogan. De president en ongeveer de helft van het land delen islamistische waarden en vinden dat de seculiere fundamenten van het land niet in overeenstemming zijn met zijn geschiedenis en waarden. Wat zorgwekkend is, is dat Erdogan deze anti-seculiere agenda gebruikt om zijn autoritaire heerschappij over het land verder te versterken. Hoewel Erdogan zonder twijfel een autoritair leider is die de democratische beginselen van zijn land ondermijnt, maken de regionale macht die het land heeft en de potentiële rol als bemiddelaar in veel conflicten het land nog steeds tot een belangrijke bondgenoot van de EU, ondanks het feit dat de waarden van het land niet langer op één lijn liggen met die van de EU en toetreding iets uit het verleden lijkt te zijn. Dit neemt niet weg dat de EU zich moet uitspreken tegen de zorgwekkende democratische staat en de situatie van de rechtsstaat, maar het moet zich beseffen dat een gespannen relatie met Turkije de positie van de EU in de wereld alleen maar ingewikkelder maakt.