Van angst naar deelname – een Syrische blik op democratie in Nederland

Foto: Stembiljet voor de verkiezingen in 2017 – Wikimedia Commons

 

Hoe verwerk je ervaringen uit een autoritair regime in een land dat draait op democratische spelregels? Voor veel mensen die in Syrië zijn opgegroeid, is dat geen vanzelfsprekend proces. In dit stuk beschrijft de Syrische journalist Hasan Kaddour hoe wantrouwen tegenover autoriteit, gevormd in een context van onderdrukking, ook in Nederland kan doorwerken – en hoe dat zich soms uit in stilte.

Van angst naar stilte
Tijdens een telefoongesprek vroeg ik een Syrische vluchteling die ook in Nederland woont naar hoe het met hem ging en hoe hij woonde. Hij aarzelde lang voordat hij iets zei, en fluisterde uiteindelijk: “Alsjeblieft, schrijf niets over mij… Ik wil niet dat de gemeente boos op me wordt.”

Hij klaagde niet over een corrupte overheid of een groot onrecht. Zijn enige wens was meer ruimte voor zijn gezin van acht personen, dat in een appartement van nog geen zestig vierkante meter woont. En toch was hij bang. Niet voor mij als journalist, maar voor de gemeente. Het Nederlandse gemeentehuis – symbool van dienstverlening – leek voor hem op de veiligheidsdienst die hij in zijn vaderland ontvluchtte. Daar waar angst in het lichaam blijft wonen, zelfs na de vlucht.

Politiek is taboe
Aankomen in een democratisch land betekent niet automatisch dat iemand een democratisch burger wordt. Jarenlang leven onder onderdrukking leert een mens dat elke autoriteit een bedreiging kan zijn, en elke staatsinstantie een verlengstuk is van de geheime dienst. “In mijn hoofd is de politie nog steeds verbonden met arrestaties. Ik kan ze niet om hulp vragen, zelfs niet als ik weet dat ze niet zijn zoals de Syrische politie. Angst zit diep geworteld.” Hij voegt toe: “Als er een politieauto naast me stopt, voel ik mijn hart zakken tot in mijn schoenen… Wie lang tussen slangen heeft geleefd, is zelfs bang voor een touw.”

Vraag een Syrische vluchteling naar zijn mening over verkiezingen of lokale politiek, en hij draait zich weg – alsof de vraag zelf gevaarlijk is. Een jongeman uit Idlib zegt: “Politiek heeft niets met mij te maken. Ik heb geleerd dat het je verzuipt. Als ik stem, doe ik dat snel, alsof het een verplichting is. Ik kies een partij die religieus op mij lijkt, zodat ik me gerust voel en weer door kan gaan.” Sommigen geven zelfs toe dat ze stemmen uit angst, bang dat ze later worden gestraft door de overheid of de gemeente.

Dit is geen incident, maar een breed patroon binnen de Syrische gemeenschap. De uitdrukking “de muren hebben oren” klinkt niet alleen in huizen, maar ook in cafés en parken. Gewone gesprekken worden gefluisterd, alsof een veiligheidsrapport in de lucht hangt. Een veertiger uit Damascus zegt voorzichtig: “In Syrië vertrouwden we niemand. En hier? Er is niet veel veranderd… Eén woord kan je ten val brengen. Het enige verschil is dat de gevangenissen hier schoner zijn – maar de angst blijft.”

De gemeente als symbool van macht
Waar de gemeente in Nederland wordt gezien als een laagdrempelige, dienstverlenende instantie, roept ze in het Syrische geheugen iets heel anders op: administratieve macht. Een bezoek aan het gemeentehuis wekt herinneringen aan de dienst voor legerplicht of de politieke veiligheidsdienst. Een nette ambtenaar? In het hoofd van een vluchteling is hij misschien een “officier” in een ander pak.

Een bewoner van Rotterdam zegt: “Elke keer als ik naar de gemeente ga, voel ik dat ik word getest. Zelfs als ik een eenvoudig formulier nodig heb. Ik ben bang dat ze mijn verzoek weigeren, of een dossier openen dat ik niet begrijp.”

Zo ontstaat een verdedigingsmechanisme: geen klachten, geen eisen, alleen zwijgen en vermijden. En daar begint de cyclus van democratische uitsluiting.

De wet als culturele schok
Zelfs als de taal van de instellingen duidelijk is, blijft er een diepe kloof: de wet zelf. De Syrische vluchteling komt niet uit een rechtsstaat, maar uit een systeem waarin de wet een façade was -een wapen in handen van de macht. In Syrië klinkt een cynische uitdrukking: “De wet is gemaakt om overtreden te worden.” Die zin leeft zowel bij de machthebbers, die haar inzetten, als bij het volk, dat haar als cynische werkelijkheid heeft overgenomen. Zo groeide het besef dat de wet geen schild is, maar een valstrik.

In Nederland is de wet de ruggengraat van het dagelijks leven – een sociaal ritme. Niet alleen in overheidsinstellingen, maar ook in het gezinsleven. Eten op tijd, afspraken plannen, kinderen opvoeden zonder geschreeuw; ouders onderhandelen in plaats van heersen. Hier zijn regels geen dreiging, maar fundament.

Dus als gezegd wordt dat vluchtelingen “de wet niet respecteren”, is het geen rebellie, maar omdat ze nooit in een omgeving hebben geleefd waar de wet wordt gerespecteerd en boven iedereen staat. Het is geen gebrek aan respect, maar een culturele shock die tijd en bruggen van geduld vraagt, geen beschuldigingen of simplificaties. Natuurlijk kan deze ervaring niet op alle Syrische vluchtelingen worden gegeneraliseerd, maar wat hier wordt verteld, weerspiegelt een veelvoorkomend en diepgaand patroon dat in verschillende vormen terugkeert.

Foto: Hasan Kaddour

Van integratie naar co-existentie
Het begrip “integratie” lijkt uitgeput. Het suggereert vaak dat er een vaststaand model is waarin de vluchteling moet opgaan. Alsof deelname pas telt wanneer je jezelf aanpast en gedeeltelijk opgeeft. Wat we werkelijk nodig hebben, is co-existentie: een sociaal weefsel dat ruimte laat voor verschil, zoals Oosters damast. Elke draad anders, maar samen een samenhangend, sterk geheel.

De vluchteling deel laten worden van dat weefsel gebeurt niet door wetten te herhalen, maar door hem of haar te betrekken bij het begrijpen, toepassen en zelfs meedenken over wetgeving.

Een praktische benadering: hoe bouwen we een gezonde relatie met de wet?
Stel je voor: een zonnige middag, een bijeenkomst tussen vluchtelingen en gemeentemedewerkers. Geen instructies, maar een open gesprek over rechten en plichten. Misverstanden worden besproken, en de menselijke gezichten achter de instanties komen naar voren. Daarna volgt een workshop: het dagelijks leven onder de wet. Geen droge regels, maar geleefde ervaringen. Mensen delen hun eerste ontmoeting met het systeem, hun angsten, en hoe ze die overwonnen.

Dan een begeleidingsprogramma: vrijwilligers helpen gezinnen bij hun eerste juridische stappen – van verblijfsaanvraag tot gemeentelijke inschrijving. Geen bureaucratisch doolhof, maar een pad met begeleiding.

En ten slotte: uitnodigingen om deel te nemen aan wijkraden, buurtoverleggen, of projecten voor de openbare ruimte. Zo voelen mensen: ik ben geen dossier, maar een deelnemer.

Van eigen drempel naar gedeelde stoep
De overleden Britse journalist Robert Fisk schreef ooit: “Arabische huizen zijn brandschoon, maar hun straten zijn vaak afstotelijk, met vuil en uitwerpselen die op de stoep liggen.” Zijn punt: onder autoritaire regimes ontstaat een scheiding tussen de privéruimte – die je zelf bezit – en de publieke ruimte, die als eigendom van de staat wordt beschouwd. Die scheiding leidt tot gedrag waarin men zijn drempel respecteert, maar de stoep negeert.

Democratisch burgerschap vraagt om het herstellen van die breuk. Wie de stoep durft te zien als deel van zijn verantwoordelijkheid, durft ook politieke participatie aan.

Van angst naar actie
In Syrië durfden we niet over de stoep tegenover het veiligheidsgebouw te lopen. We bogen onze hoofden en versnelden onze passen. In Nederland is politiek die stoep. We durven niet dichterbij te komen.

Als we echt een inclusieve democratie willen, moeten we bruggen slaan tussen ervaring en systeem, tussen angst en betrokkenheid. Niet alleen via beleid, maar via relatie.

Politiek voelt voor velen nog als een militaire zone. En democratie? Een dierbare droom, waar men vanaf de kant naar kijkt, zonder over te steken.

We moeten ervoor zorgen dat nieuwkomers voelen dat deze stoep geen val is, maar het begin van een weg. Dat stembussen een uitnodiging zijn om hun stem te laten horen, niet om hun intenties te beoordelen. Dat de gemeenteambtenaar verandert van machtssymbool naar bondgenoot. Dat de vluchteling niet denkt dat deelname een gevaarlijke oversteek is, maar een veilige terugkeer naar waardigheid.

Want uiteindelijk is democratie geen geografische bestemming, maar een moedige relatie met jezelf en de ander – beginnend met een stap… op de stoep.