Zoek op
Sluit dit zoekvak.

Hoe de macht van grote farmaceutische bedrijven leidt tot een mpox vaccin-apartheid

Foto: WHO Vaccination – Wikimedia Commons

Terwijl in Nederland de angst voor een mpox-uitbraak toeneemt en de Minister van Volksgezondheid, Fleur Agema, de voorkeur geeft aan het houden van beschikbare vaccins binnen onze eigen landsgrenzen, speelt er een humanitaire ramp zich af in de Democratische Republiek Congo (DRC). Het mpox-virus blijft zich daar ongehinderd verspreiden, met ruim 500 doden als gevolg. Ondanks dat de DRC twee jaar geleden al om hulp vroeg, komen nu pas na maandenlange vertragingen de eerste vaccins binnen. Waarom heeft het zo lang geduurd, terwijl farmaceutische bedrijven over voldoende vaccins beschikken? En hoe kan het dat rijke landen overschotten blijven opslaan in eigen land, terwijl in de DRC kinderen sterven door een tekort aan dezelfde middelen?

De ontwikkeling van het mpox-virus in de DRC

De huidige uitbraak van het mpox virus is een jaar geleden opgedoken in Zuid-Kivu, in het oosten van de DRC, en verspreidt zich vooral via prostitutie in de mijnsteden en langs de truckersroutes van Afrika. Sinds begin dit jaar zijn er al meer dan 15 duizend gevallen van mpox vastgesteld in de DRC, met ruim 500 doden, voornamelijk kinderen. Volgens de Congolese minister van Volksgezondheid, Samuel-Roger Kamba, zijn er dringend 3.5 miljoen vaccins nodig om de uitbraak te stoppen en 10 miljoen vaccins voor het hele Afrikaanse continent. De WHO heeft hierop de situatie uitgeroepen tot een ‘Public Health Emergency of International Concern’ (PHEIC). Desondanks blijkt het een uitdaging om vaccins naar de DRC te krijgen, mede dankzij de onwilligheid van grote farmaceutische bedrijven die gevestigd zijn in rijke landen.

Vaccinproducenten stellen hoge prijzen vast 

Er zijn verschillende oorzaken waarom het verkrijgen en distribueren van mpox vaccins in de getroffen gebieden zo traag verloopt, met een hoofdrol voor de farmaceutische industrie. De kern van het probleem ligt namelijk in de hoge prijs van de vaccins die farmaceutische bedrijven vaststellen, wat betekent dat ze voor lage-inkomenslanden, zoals de DRC, vaak onbetaalbaar zijn. Zelfs als deze landen voldoende financiële middelen zouden hebben, geven vaccinproducenten meestal voorrang aan landen die hogere prijzen bieden. Dit betekent dat Afrikaanse landen niet kunnen concurreren met rijkere westerse landen. Dit is precies wat nu gebeurt: rijke landen betalen enorme bedragen voor mpox-vaccins om hun eigen bevolking te beschermen, waardoor lage-inkomenslanden weer achteraan de rij moeten sluiten. 

Ontwikkelingsorganisaties pleiten al jaren voor meer transparantie rondom de prijzen en onderhandelingen rond geneesmiddelen. Farmaceutische bedrijven houden echter vaak hun contracten met overheden geheim. Hoewel de WHO in 2019 een resolutie aannam om meer openheid te creëren binnen de geneesmiddelenmarkt, blijft de uitvoering hiervan achter. Dit zorgt ervoor dat lage-inkomenslanden nog steeds met dezelfde ongelijkheid te maken hebben.  

Patentrecht hindert Afrikaanse vaccinproductie

Landen op het Afrikaanse continent staan niet alleen voor de uitdaging om vaccins aan te schaffen, ze ondervinden ook obstakels bij het zelf produceren ervan. De weinige Afrikaanse bedrijven die wel het vermogen hebben om zelf vaccins te produceren, worden naast de hoge prijs van de vaccins ook geconfronteerd met de strenge beperkingen van het patentrecht van farmaceutische bedrijven. Voor het meest gebruikte mpox-vaccin ligt het patent bij het Deense bedrijf Bavarian Nordic

Grote farmaceutische bedrijven uit rijke westerse landen hebben dankzij het TRIPS-verdrag een stevige greep op de wereldwijde medicijnproductie. Dit verdrag, ondertekend in 1994 door de leden van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), handelt over intellectueel eigendom en bepaalt onder andere dat patenten een geldigheidsduur van twintig jaar hebben. Veel kleinere landen hebben dit verdrag ondertekend zonder de volledige gevolgen te begrijpen. Dit gebeurde vaak omdat hun onderhandelaars niet bij cruciale gesprekken aanwezig waren en vanwege machtsmisbruik door rijkere landen. 

Hoewel er mogelijkheden zijn om het patentrecht te versoepelen, door Bavarian Nordic de technologie te laten delen met Afrikaanse fabrikanten om de productie op het continent op te schalen, verloopt dit proces traag. Deze vertraging, gecombineerd met de onwilligheid van farmaceutische bedrijven, belemmert de vooruitgang. Volgens Jean Kaseya, directeur van Africa Centres for Disease Control and Prevention, zou de productie in Afrika met 80 tot 90% kunnen dalen als de technologie vrijgegeven wordt. Het ongunstige is dat Bavarian Nordic de controle over de prijsbepaling bij het verlenen van licenties heeft, en de bereidheid van farmaceutische bedrijven om redelijke prijzen te hanteren, blijft een probleem. Het feit dat er mensenlevens op het spel staan lijkt hierbij weinig invloed te hebben. 

De traagheid van de WHO in tijden van crisis

De laatste optie die dan overblijft voor veel Afrikaanse landen is de steun van ontwikkelingsorganisaties, zoals Gavi en UNICEF. Deze organisaties ontvangen donaties van vaccins uit andere landen, maar kunnen met goedkeuring van de WHO ook rechtstreeks vaccins van farmaceutische bedrijven kopen en naar getroffen regio’s sturen. Voordat deze vaccins kunnen worden gekocht en geleverd, doorloopt de WHO een beoordelingsproces om te bepalen welke vaccins en behandelingen veilig en effectief zijn, een proces dat de prekwalificatie wordt genoemd. 

Hoewel dit proces bedoeld is om de veiligheid te waarborgen, blijkt het proces niet eenvoudig en leidt vaak tot aanzienlijke vertragingen, zelfs in een uitgeroepen noodsituatie. De WHO wordt bekritiseerd omdat ze te voorzichtig zouden zijn over de noodzaak om haar betrouwbaarheid te beschermen en is als gevolg slecht voorbereid om snel te handelen in noodsituaties. Dit wijst op een systeem dat te traag, risicomijdend en inflexibel is. 

Het blijvende machtsverschil tussen arm en rijk

Het oneerlijke aan deze situatie is dat rijke landen over grote voorraden mpox-vaccins beschikken, terwijl er kinderen in de DRC sterven door het virus. Bij een enkele besmetting in een rijk bevoorraad land zou een volledige vaccinatiecampagne onmiddellijk worden opgestart om de eigen bevolking te beschermen. Tijdens de COVID-19 pandemie, sprak Winnie Byanyima, uitvoerend directeur van het United Nations Programme voor HIV & AIDS, over een “wereldwijde vaccin-apartheid”. Ze verwees naar de onrechtvaardigheid, waarbij rijke landen toegang kregen tot vaccins en boosters, terwijl lage- en middeninkomenslanden achterbleven. 

Nu zijn we getuige van een vaccin-apartheid voor mpox, waarbij de noodzaak voor lage- en middeninkomenslanden steeds groter wordt. Dit benadrukt nogmaals het fundamentele verschil in macht op wereldniveau: de beperkte invloed van lage-inkomens landen tegenover de duidelijke machtsdynamiek van rijke landen en de farmaceutische sector in tijden van humanitaire crisis.