Foto: Irakese demonstrant tijdens de Oktoberrevolutie in 2019 – Wikimedia Commons
1 oktober 2019, het startpunt van een reeks aan hevige protesten in Irak, de grootste die het land heeft gekend sinds de val van Saddam Hoessein. De protesten volgde uit onvrede over corruptie, werkeloosheid en ineffectiviteit van de regering. Het leidde tot vervroegde parlementsverkiezingen in oktober 2021 die voor verbetering hadden moeten zorgen. Hoewel er sinds een jaar een ‘nieuwe’ regering zit, is er concreet weinig veranderd. De regering kan op weinig steun rekenen van de Irakese bevolking, in het bijzonder de jonge generatie. Irak verkeert in een uitzichtloze politieke situatie. Met het naderende vierjarig jubileum van de protesten, speelt de vraag weer op of en hoe een uitweg uit de impasse mogelijk is.
Wanhoop onder bevolking
Het wantrouwen in de politiek is groot in Irak. Sinds de protesten is er niets veranderd. Twee jaar lang vonden er met zeer hoge regelmaat demonstraties plaats. Er kwamen maar liefst zeshonderd mensen om het leven en tienduizenden raakten gewond, als gevolg van het hardhandig neerslaan. Nog steeds verkeert het land in economische malaise en burgers leven in onzekerheid. De enorme inkomsten van de olie-export vinden hun weg niet naar het grootste deel van de bevolking. De afgelopen jaren is werkeloosheid gestegen tot zo’n 15%. De afhankelijkheid van olie-export maakt de economie zeer kwetsbaar. Hoop op verandering is ver te zoeken.
Traditie zonder steun
De onderliggende kern van de protesten was onvrede over het politieke systeem in Irak. Na het vallen van Saddam Hoessein in 2003, hebben de Verenigde Staten een democratisch systeem geïmplementeerd waarmee werd gepoogd de macht in het land te verdelen langs etnische lijnen. Zo zou iedereen een eerlijk deel van de macht krijgen en werd dominantie van de een over de ander voorkomen. Op papier een mooi plan, maar in realiteit leidt het tot een zeer ondemocratische manier van politiek voeren. Sinds de eerste verkiezingen in 2005, vormen alle partijen samen een coalitie, een ‘nationale eenheid’-regering. Belangrijke posities en ministeries worden verdeeld naargelang de hoeveelheid stemmen. De belangrijkste ministeries gaan vanzelfsprekend naar de grootste partij. Volgens de principes van cliëntelisme, worden posten gegeven aan terugkerende figuren die enkel handelen in eigenbelang. Het cliëntelistische systeem zorgt voor het bijzondere feit dat de Irakese overheid de grootste werkgever van het land is, met maar liefst 39% van de werkgelegenheid. Zogeheten ‘ghost jobs’ spelen een grote factor in de economische malaise – de elite gebruiken de publieke sector als patronage systeem. Steun de politieke elite en in ruil daarvoor wordt je beloond met een niet bestaande baan die vervolgens wel de staatskas aantast. De bekleding van een aantal posities staat vast – zo is de president altijd van Koerdische afkomst, de premier van Sjiitische, en de parlementsvoorzitter van Soennitische. Omdat alle partijen zich tot de coalitie voegen en ambtsposten verdelen binnen de partij, is er geen sprake van een oppositie. De bevolking wordt buitenspel gezet en er vindt geen controle plaats op de regering – iedereen doet mee met het spelletje waardoor er geen verantwoording hoeft worden afgelegd aan het volk. Het systeem is ineffectief en zeer onpopulair gebleken bij de bevolking.
Poging tot gezonde democratie
Prominent politicus en Sjiitisch geestelijke Muqtada al-Sadr heeft na de verkiezingen van 2021 gepoogd een meerderheidsregering te vormen, tegen de traditie van ‘nationale eenheid’-regeringen in. Hij is een bekend figuur in de Iraakse politiek, mede door zijn vader Ayatollah Mohammad-Sadiq al-Sadr die veel heeft betekend voor Irak. Al-Sadr vergaarde grote support door zijn inzet tegen de Amerikaanse bezetting sinds 2003. Hij won de verkiezingen – 73 zetels – en was van plan een meerderheid te vormen met Koerdische en Soennitische partijen tot de nodige 165 zetels in totaal voor een meerderheid. Dit zou een unicum zijn en betekenen dat enkele machtige partijen voor het eerst buiten de regering zouden vallen. Een coalitie van de meest prominente Sjiietische partijen verenigden zich als Coalition Framework (CF) tegen Al-Sadrs coalitiepoging.
Malaise houdt stand
De onvrede bij deze partijen leidde tot geweld. Politieke partijen in Irak hebben van vroeger uit ook militaire takken. Deze milities zijn gevormd tijdens de vele conflicten binnen Irak. Alle partijen die anti-Hoessein en later anti-IS waren, werden militair gesteund door met name de VS. De wapens zijn in bezit gebleven van de partijen. Dit zorgt voor een situatie waar als men er verbaal niet uitkomt, er de mogelijkheid is dat het geschil wordt uitgevochten met behulp van wapens. In de zomer van 2022 bezetten ontevreden supporters van Al-Sadr het parlementsgebouw in Bagdad – het vormen van een coalitie onder leiding van Al-Sadr was niet gelukt.
In oktober 2022 werd dan eindelijk een minister-president – Mohammed al-Sudani (CF) – aangesteld, die vervolgens een regering heeft weten te vormen. Een regering met veel oude gezichten, waarmee de conclusie kan worden getrokken dat de zwaarbevochten protesten van 2019 nergens toe hebben geleid. Uit onvrede over de impasse sinds de verkiezingen van 2021, is Al-Sadr met zijn 73 zetels uit het parlement gestapt, in een poging het parlement te delegitimeren. Dit maakt honderdduizenden Al-Sadr supporters nog minder content met de huidige situatie. Het is inmiddels vier jaar na de protesten en ontevredenheid heerst nog steeds bij de Irakese bevolking. Naast dat de politiek oude wijn in nieuwe zakken is, gaat het ook economisch niet bepaald voor de wind met Irak. De huidige instabiliteit en ontevredenheid is niet alleen een probleem voor Irak zelf, maar ook voor de regio en ver daar buiten – instabiliteit is de voedingsbodem voor extremistische organisaties. Irak op de rails krijgen is dus van internationaal belang.
Het enige positieve waar de protesten toe hebben geleid is de ontwikkeling van een breed netwerk aan protestbewegingen en zelfs politieke partijen – al wil niet iedereen zich associëren met de politiek. Internationale steun is nodig om het land verder in de goede richting te duwen. De focus moet daarbij niet liggen op enkel stabiliteit en het tegenhouden van migratie – de kernpunten van veel buitenlands beleid die de regimes juist in stand houden – maar op steun voor democratisering en activisme, om het volk een kans te geven op te staan tegen de corrupte, kleptocrate overheid.