Het klimaatvraagstuk is een hot topic en een van de belangrijkste issues van onze tijd. De gevolgen van klimaatverandering zijn overal voelbaar en hebben zeer reële gevolgen voor het leven van de mens. Voor óns, maar met name ook voor mensen in ontwikkelingslanden. Daarom moet er bij het zoeken naar een oplossing niet alleen gekeken worden naar de maatregelen in Nederland zelf, maar moet er ook een koppeling gemaakt worden met het Nederlandse buitenlandbeleid. Een eerste stap hiertoe gebeurde vrijdagavond 20 september tijdens het event ‘Klimaattafel Internationaal’ georganiseerd door Vice Versa in samenwerking met FMO, Solidaridad en de FGG alliantie.
Tijdens de ‘Klimaattafel Internationaal’ werd vanuit verschillende perspectieven gekeken naar het binnenlandse en buitenlandse klimaatbeleid van Nederland, door de uiteenlopende gasten. Vooraf opgestelde vragen als: ‘Wat zijn nu nog onbenutte kansen om via het buitenlandbeleid de Nederlandse klimaatvoetafdruk te verminderen? En welke instrumenten heeft de Nederlandse staat hiervoor in handen?’, zijn niet direct beantwoord. De avond zorgde niet voor duidelijke oplossingen, maar creëerde een dialoog tussen verschillende actoren.
Internationale klimaattafel is geen vergeten tafel
Wat vooral duidelijk werd is dat de internationale klimaattafel eigenlijk geen vergeten tafel is. Kees Vendrik, hoofdeconoom Triodos Bank, legt namelijk uit dat bij het sluiten van het verdrag van Parijs die keuze opzettelijk is gemaakt. Het verdrag van Parijs is een akkoord tussen soevereine staten, maar de verandering moet plaatsvinden op eigen bodem. Het is dus geen vergeten tafel, maar een politieke keuze van ons kabinet. Dit doet niet af aan het feit dat er nagedacht moet worden over het buitenlandse beleid en de impact van ons beleid op andere landen.
De afgelopen jaren was Nederland vooral gefocust op het sluiten van kolencentrales op eigen bodem en daarmee het verplaatsen van de CO2-uitstoot. De CO2-uitstoot wordt verplaatst omdat Nederland bijvoorbeeld vanuit Polen of Duitsland een kolenstroom gaat importeren. Vendrik is van mening dat we moeten stoppen met de uitbesteding van CO2-uitstoot. Ondanks dat investeren in het buitenland kostenefficiënter is, moet het een kwestie van én én zijn. Volgens Andries Hof, senior wetenschappelijk onderzoeker Planbureau voor de Leefomgeving, moet er een diverse mix van oplossingen komen en mogen we ontwikkelingslanden niet allemaal over één kam scheren. Lokale oplossingen zijn veruit het efficiënts.
Er is voldoende geld en toch een ‘geld-gap’
Deze lokale oplossingen kunnen er komen, want geld is er genoeg volgens Jorim Schraven, directeur Impact and Environmental Social and Governance van FMO. Hij legt uit dat FMO 1 miljard euro investeert in mitigeren en adapteren. Hij haalt het Dutch Fund for Climate and Development aan, wat zich vooral focust op adaptatie, hetgeen ontwikkelingslanden het meest nodig hebben: “We hebben te maken met twee problemen: adaptatie en mitigatie. Belangrijk is hoe je deze pot met geld verdeeld”. Er moet grensoverschrijdend geïnvesteerd worden. Heske Verburg, directeur Solidaridad Europa, verduidelijkt wel dat er een ‘geld-gap’ is aangezien 70% van de mensen in Afrika in de landbouw werkt en maar 3% van alle leningen naar landbouw gaat.
Naast dat er een ‘geld-gap’ is, zitten er ook wat fouten in het beleid van Sigrid Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkeling. Zowel Laurie van der Burg, climate and energy researcher and campaigner bij Milieudefensie, als Joyeeta Gupta, hoogleraar Milieu en Ontwikkeling aan de UVA, halen haar beleid meerdere keren aan. Ondanks dat Kaag beleidscoherentie belangrijk vindt, zitten er volgens van der burg en Gupta toch gaten in. Zo investeren bijvoorbeeld Westerse instituties in ontwikkelingslanden nog steeds in fossiele brandstoffen terwijl dat in het Nederland verboden is. Het buitenlandse en binnenlandse beleid moet met elkaar overeenstemmen, met name omdat ontwikkelingslanden het minste bijdragen aan de vervuiling en de minste middelen en capaciteiten hebben om er iets aan te doen.
Samenwerking en overleg met ontwikkelingslanden is noodzakelijk
Ontwikkelingslanden worden dus het hardst getroffen door klimaatverandering. Schraven legt uit dat er genoeg geld is en dat dit niet het probleem is. Wat mist is goede communicatie, samenwerking en overleg met ontwikkelingslanden. Van der Burg benadrukt ook dat er beter gecommuniceerd moeten worden met ontwikkelingslanden. Ghana wil bijvoorbeeld investeren in duurzaamheid en groener worden, maar schiet financieel tekort en wil duidelijkheid over wat Nederland voor hen kan betekenen.
Hof vult aan dat ontwikkelingslanden op ons wachten, zelf kunnen ze een aantal veranderingen doorvoeren, maar voor grotere aanpassingen is financiering nodig. Verburg sluit hierbij aan dat boeren centraal moeten staan in dit debat. Het internationale debat kan niet bekeken worden zonder inspraak van zij die er de lasten van dragen. Verburg legt ook uit dat het eigenlijk gaat om een humanitaire zaak. Als de prijs cacao bijvoorbeeld daalt, verdienen boeren minder. Hierdoor gaan ze meer bossen kappen, zodat ze weer voldoende inkomen kunnen hebben. Dit heeft echter weer grote impact op het klimaat.
Klimaat stopt niet bij de Nederlandse grenzen
Het was een interactieve avond, zonder concrete oplossingen, maar met nieuwe perspectieven en ideeën waar iedereen op een of andere manier mee aan de slag kan. De effecten van klimaatverandering zijn wereldwijd voelbaar, maar ontwikkelingslanden worden het hardst getroffen en dit terwijl hun bijdrage altijd zeer gering is geweest.
De opgezette fondsen zoals de Green Climate Fund lijken een mooi initiatief, maar kan zo’n fonds voldoende effect uitoefenen? En komt het overeen met de werkelijke behoeften van de ontwikkelingslanden? Deze vraag zal centraal staan in het onderzoek dat wij als FMS komend jaar gaan uitvoeren. Blijf ons volgend om hiervan op de hoogte te blijven.